Uitspraak
[appellante],
1.V.O.F. Manege de Hjouwer,
de manege,
2. [geïntimeerde2] ,
[geïntimeerde2],
3. [geïntimeerde3] ,
[geïntimeerde3],
de manege c.s.,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
“
Van het paard gevallen bij het springen. Tegen de hindernis aan. Tijdens het springen van een dubbelsprong ondersteunde de ruiter het paard niet en liet de teugels losser en gaf geen been dus stopte het paard.”
slechte communicatie ruiter-paard” aangekruist.
“
[C] kwam in galop op de sprong af, maar weigerde op het laatste moment waardoor [appellante]voor over er af viel”.
[E] schrijft verder dat zij en de anderen van de groep ten tijde van het ongeval in het midden van de bak stonden en dat ten tijde van het ongeval misschien wel wat gepraat werd, maar dat geen harde geluiden werden gemaakt.
“
Ten tijde van het ongeval van [appellante] stond ik op een afstand van 3 tot 4 meter van de tweede hindernis. De eerste hindernis nam [C] goed, maar voor de tweede hindernis weigerde zij. Nadat [appellante] met [C] de eerste hindernis had genomen, ging het tempo wat terug. De pony ging wat langzamer lopen en op dat moment had [appellante] meer ‘been’ moeten geven. Tevens waren de teugels teveel gevierd. Als dat gebeurt, dan krijgt de pony de vrijheid om bijvoorbeeld naar links of naar rechts te gaan en niet rechtdoor te gaan. De pony moet niet de kans krijgen om langs de hindernis te kunnen.
3.De vordering en de beslissing in eerste aanleg
4.De bespreking van de grieven
grief 1komt [appellante] op tegen de vaststelling van de feiten in de deelgeschilbeschikking. Daargelaten dat het hof de feiten hiervoor al zelfstandig heeft vastgesteld, miskent [appellante] met de grief dat er geen rechtsregel is die de rechter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat de rechter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten die selectie te maken welke hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt. De grief faalt dan ook.
grief 2stelt [appellante] de kernvraag van dit hoger beroep aan de orde, of het ongeval onder het bereik van artikel 6:179 BW valt of niet. Zij beantwoordt die vraag, anders dan de manege c.s. en de rechtbank bevestigend.
“
Dit brengt mee dat voor toepassing van het artikel nodig is dat de schade veroorzaakt is door een eigen gedraging van het dier, waarbij het dier dus niet ‘als instrument handelt van de persoon, die hem berijdt of leidt’(Toelichting-Meijers op art. 6030208 NBW). Zolang het dier optreedt overeenkomstig hetgeen de begeleider van hem verlangt, mist art. 1404 toepassing.”
In zijn conclusie voor dit arrest wijst AG Asser, in overeenstemming met de op dat moment heersende lijn in de literatuur over de risicoaansprakelijkheid voor dieren, erop dat een dier ook als het wordt bereden of geleid gedrag kan vertonen waarop degene die hem berijdt of leidt geen invloed heeft. Ook zo’n geval, waarin deze persoon het dier niet meer geheel in zijn macht heeft, valt onder de risicoaansprakelijkheid voor dieren.
In haar verklaring geeft [D] aan dat [C] tussen de beide hindernissen van de dubbelsprong eerst uit galop kwam, toen langzamer ging lopen en pas toen stopte. In die periode, waarin [C] op deze wijze de afstand van enkele meters tussen beide hindernissen zou hebben overbrugd, zou [D] ook nog de gelegenheid hebben gehad [appellante] te instrueren meer ‘been’ te geven. Het hof vindt de verklaring van [D] op dit punt gelet op de korte afstand tussen de beide hindernissen niet geloofwaardig. Te meer niet nu ter comparitie is komen vast te staan dat de afstand tussen de hindernissen in één hooguit twee galopsprongen wordt overbrugd.