Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep tot op heden
3.De feiten
2.21. De man heeft aangevoerd dat er thans geen draagkracht kan worden vastgesteld. Partijen wonen op dit moment nog samen in de gezamenlijke echtelijke woning, waarbij de man alle woonlasten betaalt, evenals de zorgverzekering van de vrouw.
2.29. De rechtbank komt op grond van haar berekening, rekening houdende met de fiscale voordelen welke de man heeft door het betalen van alimentatie, tot de conclusie dat de draagkracht van de man thans toereikend is voor het betalen van een voorlopige uitkering tot levensonderhoud van € 3.384,00 per maand, zoals blijkt uit de aangehechte berekening."
Voorlopige partneralimentatie2.32. De rechtbank zal dan ook een voorlopige bijdrage van € 3.384,00 bruto per maand aan de man opleggen, in afwachting van de boedelscheiding.
2.67. De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over de voorlopige partneralimentatie(…)
wel ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren."
"
3.1. bepaalt dat de man met ingang van de dag van ontbinding van het huwelijk van partijen tot het moment dat er een definitief bedrag wordt vastgesteld een bedrag van€ 3.384,00 bruto per maand moet betalen aan de vrouw als uitkering tot haar levensonderhoud, telkens bij vooruitbetaling - voor zover de termijnen nog niet zijn verstreken - te voldoen;
De rechtbank ziet geen aanleiding over te gaan tot aanvulling van de beschikking van14 november 2018. Het is, nu inmiddels hoger beroep is ingesteld, aan het Hof om te beoordelen of dat hoger beroep ontvankelijk is of niet."
4.De motivering van de beslissing
De rechter houdt partijen voor dat zij wel iets voorlopigs wil vaststellen". In dat licht bezien acht het hof het niet aannemelijk dat de rechtbank heeft bedoeld een definitieve partneralimentatie over het betreffende tijdvak vast te stellen. De genomen beslissing lijkt eerder te zijn bedoeld als een soort ordemaatregel, met een voorlopig karakter. Die lezing wordt ook ondersteund door de overweging (in rechtsoverweging 2.67 van de beschikking) dat de rechtbank geen aanleiding ziet om tussentijds hoger beroep toe te staan en de rechtbank haar beslissing daarbij ook zelf kwalificeert als tussenbeslissing.