ECLI:NL:GHARL:2019:4858

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
21-002737-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest in hoger beroep inzake de onnatuurlijke dood van een man op een woonwagenkamp

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 mei 2019 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel, dat betrekking heeft op de onnatuurlijke dood van een man op een woonwagenkamp in Deventer. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 3 mei 2018. Tijdens de regiezitting op 8 mei 2019 heeft het hof kennisgenomen van de standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging. De verdediging heeft verschillende onderzoekswensen geuit, waaronder het horen van getuigen en deskundigen, het uitluisteren van tapgesprekken en het uitvoeren van forensisch onderzoek. Het hof heeft een aantal van deze verzoeken toegewezen, waaronder het oproepen van getuigen en het uitvoeren van aanvullend forensisch onderzoek naar het aangetroffen plastic zakje dat om het wapen zat. Het hof heeft echter ook een aantal verzoeken afgewezen, omdat de noodzaak daarvoor niet is gebleken. Het hof heeft de behandeling van de zaak geschorst voor onbepaalde tijd, met de verwachting dat de onderzoekshandelingen niet binnen een maand zullen zijn voltooid. De zaak zal worden hervat op een nog nader te bepalen datum.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002737-18
Uitspraak d.d.: 22 mei 2019
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 3 mei 2018 met parketnummer 08-952381-17 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
thans verblijvende in [detentie]
.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft tijdens de regiezitting van 8 mei 2019 kennisgenomen van het standpunt van de advocaat-generaal. Het hof heeft daarnaast kennisgenomen van wat door verdachte en haar raadsman, mr. M.M.H. Zuketto, naar voren is gebracht.
Onderzoekswensen
Verdachte heeft op 13 mei 2018 hoger beroep ingesteld tegen het in de aanhef genoemde vonnis. Bij schriftuur van 27 november 2018 (ingekomen ter griffie van het hof op 28 november 2018) heeft de raadsman verschillende onderzoekswensen opgegeven, inhoudende, zakelijk weergegeven, het horen van getuigen en een deskundige, het uitluisteren van tapgesprekken en het plaatsvinden van (andersoortig) al dan niet forensisch nader onderzoek.
De raadsman heeft in de eerste plaats verzocht de navolgende personen als getuigen te doen horen bij het kabinet raadsheer-commissaris:
Dhr. [getuige 1] , geboren op [geboortedag] 1986, wonende aan de [adres] ;
Dhr. [getuige 2] , geboren op [geboortedag] 1970, wonende aan de [adres]
;
3. Mevr. [getuige 3] , geboren op [geboortedag] 1989, wonende aan de
[adres] ;
4. Dhr. [getuige 4] , geboren op [geboortedag] 1991, wonende aan de [adres] ;
5. Mevr. [getuige 5] , geboren op [geboortedag] 1977, wonende aan de [adres] ;
6. Mevr. [getuige 6] , geboren op [geboortedag] 1961, wonende aan de [adres] ;
7. Dhr. [getuige 7] , hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland;
8. Dhr. [getuige 8] , hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland;
9. Mevr. [getuige 9] , brigadier van politie eenheid Oost-Nederland;
10. Dhr. [getuige 10] , brigadier van politie eenheid Oost-Nederland;
11. Mevr. [getuige 11] , geboren op [geboortedag] 1968, wonende aan de
[adres] ;
12. Mevr. [getuige 12] , geboren op [geboortedag] 1986, wonende aan de
[adres] ;
13. Dhr. [getuige 13] , wonende te [plaats] ;
13. Mevr. [getuige 14] , wonende aan de [adres] te [plaats] ;
13. Mevr. [getuige 15] , geboren op [geboortedag] 1958, wonende aan de
[adres] ;
16. Dhr. [getuige 16] , geboren op [geboortedag] 1964.
Naast de hiervoor genoemde getuigenverzoeken heeft de raadsman de volgende "overige onderzoekswensen" ingediend:
17. Het opstellen van (een) aanvullend(e) proces(sen)-verbaal van bevindingen met betrekking tot het sporenonderzoek en het veiligstellen van het wapen op 2 april 2017 om 05:01 uur en om 09:00 uur door medewerkers van de forensische opsporing ( [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] );
17. Het verrichten van aanvullend RNA-onderzoek aan de op de vloer aangetroffen kogel (SIN: AAKS5359NL);
17. Het horen van deskundige dr. ir. A. Knijnenberg van het NFI over zijn aanvullend schotrestenonderzoek van 9 oktober 2017, zoals gerelateerd op pagina 1527 van het dossier en verder;
17. Het uitluisteren van de tapgesprekken van het mobiele telefoonnummer van [getuige 2] , de broer van verdachte;
17. Het uitluisteren van de Opname Vertrouwelijke Communicatie (OVC)-gesprekken, die zijn opgenomen in de P.I. [locatie] op 26 april 2017, 3 mei 2017 en 10 mei 2017;
17. Het beluisteren van de tapgesprekken van de lijnen van TELIO van de P.I. [locatie] , zoals opgesomd in het proces-verbaal van bevindingen in het dossier op pagina 210 en verder.
Motivering onderzoekswensen:
Het vuurwapen en het plastic zakje
De raadsman heeft ten aanzien van de hiervoor onder 1. tot en met 10. genoemde getuigenverzoeken, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat het noodzakelijk is deze getuigen te bevragen over hun waarnemingen van het vuurwapen en het plastic zakje dat -al dan niet- om het wapen heen zat. Deze getuigen zijn met het wapen en het plastic zakje geconfronteerd toen zij zich in de woonwagen bevonden. In dit verband is relevant dat verdachte zelf stellig betwist het zakje om het wapen, dan wel om haar hand, te hebben gedaan, terwijl het openbaar ministerie het aangetroffen plastic zakje als een aanwijzing ziet voor het bestaan van voorbedachte raad.
Relatie tussen verdachte en het slachtoffer
De raadsman heeft over de hiervoor onder 1. en 2. en 11. tot en met 16. genoemde getuigenverzoeken, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat het noodzakelijk is deze getuigen te bevragen over de aard van de relatie tussen verdachte en haar man, het slachtoffer in deze zaak, nu de verdediging zich op het standpunt stelt dat verdachte een beroep op psychische overmacht toekomt. Verdachte stelt jarenlang lichamelijk en geestelijk te zijn mishandeld door het slachtoffer. De verzochte getuigen kunnen dit bevestigen, nu zij diverse geweldsincidenten tussen verdachte en het slachtoffer hebben waargenomen, aldus verdachte. De raadsman heeft daarnaast aangevoerd dat het horen van deze getuigen relevant is in het kader van de eventuele strafmaat.
Aanvullend proces-verbaal van bevindingen
De raadsman heeft ten aanzien van de onder 17. genoemde onderzoekswens aangevoerd dat de verdediging inzichtelijk wenst te krijgen hoe het veiligstellen van het wapen door de medewerkers van de forensisch opsporing exact is verlopen, daarbij mede gelet op het feit dat de foto's die zich in dit verband in het dossier bevinden bij de verdediging vragen oproepen. In het bijzonder is de verdediging opgevallen dat het wapen, het plastic zakje en de aansteker op de diverse zich in het dossier bevindende foto's anders zijn gepositioneerd.
Aanvullend RNA-onderzoek
De verdediging wenst in verband met de onder 18. geformuleerde onderzoekswens een aanvullend onderzoek naar de op de vloer aangetroffen kogel, zodat de aard van het aanwezige celmateriaal, toebehorende aan het slachtoffer, kan worden bepaald. De plaats waar de kogel is aangetroffen, het feit dat de kogel nagenoeg intact was en dat er een DNA-profiel van het slachtoffer op is aangetroffen, roept nadere vragen op bij de verdediging.
Horen van dr. ir. A. Knijnenberg ten aanzien van het aanvullende schotrestenonderzoek
De verdediging wenst deze deskundige in het bijzonder te bevragen over de bepaling van de schotafstand en de wijze waarop die bepaling tot stand is gekomen. Voorts heeft de verdediging vragen aan deze deskundige over de mate waarin zijn conclusies kunnen zijn beïnvloed door handelingen van de personen die met het slachtoffer in aanraking zijn gekomen.
Uitluisteren audiobestanden van tapgesprekken
De verdediging wenst de beschikking te krijgen over de diverse audiobestanden, zodat deze samen met verdachte in de P.I. kunnen worden beluisterd en getoetst op waarheidsgetrouwheid. Hierbij is relevant dat er tapgesprekken door de rechtbank voor het bewijs zijn gebezigd.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich, zakelijk weergegeven, op het standpunt gesteld dat er ten aanzien van het plastic zakje, het vuurwapen en de aard van de relatie tussen het verdachte en het slachtoffer geen noodzaak bestaat de verzochte getuigen hierover te bevragen dan wel daarover nader te laten verbaliseren. De advocaat-generaal heeft daartoe aangevoerd dat het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt dat iemand anders dan verdachte het zakje om het wapen heeft gedaan, net zoals het dossier geen aanknopingspunt biedt voor de stelling dat verdachte jarenlang zou zijn mishandeld door het slachtoffer.
Ook ten aanzien van de onder 17. tot en met 19. geformuleerde onderzoekswensen ontbreekt in de visie van de advocaat-generaal de noodzaak, daarbij gelet op het vaststaande gegeven dat verdachte de dodelijke schoten heeft gelost.
Tegen inwilliging van de onder 20. tot en met 22. geformuleerde onderzoekswensen heeft de advocaat-generaal zich niet verzet, zolang de raadsman bereid is een verklaring te ondertekenen waarin hij akkoord gaat met de gebruikelijke door het openbaar ministerie geformuleerde voorwaarden.
Overwegingen
Het hof wijst het verzoek toe tot het horen van de volgende personen als getuige door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof,
waarbij door het hof per getuige is aangegeven waarover vragen mogen worden gesteld:
Dhr. [getuige 1] , geboren op [geboortedag] 1986, wonende aan de [adres] ;
Dhr. [getuige 2] , geboren op [geboortedag] 1970, wonende aan de [adres] ;
Mevr. [getuige 3] , geboren op [geboortedag] 1989, wonende aan de
[adres] ;
4.
Dhr. [getuige 4] , geboren op [geboortedag] 1991, wonende aan de [adres] ,

uitsluitend vragenover hun waarnemingen van het vuurwapen en het plastic zakje;

7.Dhr. [getuige 7] , hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland;

8.
Dhr. [getuige 8] , hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland;
9.
Mevr. [getuige 9] , brigadier van politie eenheid Oost-Nederland;
10.
Dhr. [getuige 10] , brigadier van politie eenheid Oost-Nederland,

zowelvragen over hun waarnemingen van het vuurwapen en het plastic zakje als over de wijze van veiligstellen van het wapen en de daarvan door hen gemaakte foto's;

11.Mevr. [getuige 11] , geboren op [geboortedag] 1968, wonende aan de

[adres] ;

13.
Dhr. [getuige 13] , wonende te [plaats] ;
13.
Mevr. [getuige 14] , wonende aan de [adres] te [plaats] ;
16.
Dhr. [getuige 16] , geboren op [geboortedag] 1964,

Uitsluitend vragen over de aard van de relatie tussen verdachte en het slachtoffer en (allereerst) de vraag of zij persoonlijk getuige zijn geweest van geweldsincidenten tussen verdachte en het slachtoffer en/of (ook) op andere wijze kennis hebben genomen van de aard van vorenbedoelde relatie tussen de verdachte en het slachtoffer.De RHC dient de getuigen 13, 14 en 16 alleen te horen indien de raadsman binnen 14 dagen na het uitspreken van het tussenarrest de volledige adresgegevens van de getuigen verstrekt aan het kabinet van de RHC in Arnhem;
Het hof verwijst de zaak naar de RHC voor het opmaken van een aanvullend deskundigenrapport door:

19.Dhr dr. ir. A. Knijnenberg, deskundige binnen het NFI,


over het door hem verrichte schotrestenonderzoek, in het bijzonder de schootsafstandbepaling en de mate waarin zijn conclusies zijn beïnvloed door de schotresten die zijn aangetroffen op de personen die met het slachtoffer in aanraking zijn gekomen.
Deze deskundige dient na benoeming door de RHC aanvullend te rapporteren naar aanleiding van de hierboven vermelde vraag en eventuele nadere vragen van de raadsman en/of de advocaat-generaal, in te dienen bij de RHC.
Het hof acht het voorts ambtshalve noodzakelijk dat deze deskundige,
nadat hij als deskundige aanvullend heeft gerapporteerd, als deskundige wordt opgeroepen ter terechtzitting van het hof op de nog nader te bepalen datum.
Voorts wijst het hof de onder
17 en 18door de raadsman geformuleerde onderzoekswensen toe. Het hof zal de stukken ten behoeve van het op te stellen aanvullend proces-verbaal van bevindingen daartoe in handen van de advocaat-generaal stellen.
Daarnaast verwijst het hof, ten behoeve van het verzochte aanvullend RNA-onderzoek, de zaak naar de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof, teneinde een deskundige te benoemen binnen het NFI (zo mogelijk dr. I.E. Blom) ter uitvoering van dit onderzoek.
Gelet op de ter zitting gebleken overeenstemming tussen de advocaat-generaal en de raadsman over het beluisteren van opgenomen telefoongesprekken en OVC-bestanden, zoals vermeld onder 20 tot en met 22 in de brief van de raadsman van 27 november 2018, wijst het hof ook deze verzoeken toe. De raadsman kan contact opnemen met het ressortsparket om hierover concrete afspraken te maken.
Ambtshalve nader forensisch onderzoek naar het aangetroffen plastic zakje
Het hof acht het ambtshalve noodzakelijk dat nader forensisch onderzoek zal plaatsvinden aan/op het plastic zakje dat op de plaats delict is aangetroffen en om het wapen heen zat. In het bijzonder acht het hof noodzakelijk dat zowel de binnen- als buitenzijde van het plastic zakje nader wordt bemonsterd op biologische sporen, waarbij, voor zover mogelijk, op basis van die aangetroffen biologische sporen een DNA-profiel wordt verkregen. Het op basis van die sporen eventueel verkregen DNA-profiel dient vervolgens vergeleken te worden met de in de databank van het NFI aanwezige DNA-profielen, alsmede met het DNA-profiel van verdachte.
Afwijzen overige onderzoekswensen
Het hof acht de overige onderzoekswensen, voor zover deze hiervoor niet (op onderdelen) zijn toegewezen, mede in het licht van het aan verdachte tenlastegelegde feit en de onderbouwing van die verzoeken, niet noodzakelijk, zodat deze verzoeken worden afgewezen.
BESLISSING
Het hof:
Heropent het onderzoek.
Stelt de stukken in handen van de (gedelegeerd) raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof, teneinde,
over de hiervoor gespecificeerde onderwerpen, als getuigen te horen:
  • Dhr. [getuige 1] , geboren op [geboortedag] 1986, wonende aan de [adres] ;
  • Dhr. [getuige 2] , geboren op [geboortedag] 1970, wonende aan de [adres] ;
-
Mevr. [getuige 3] , geboren op [geboortedag] 1989, wonende aan de

[adres] ;

  • Dhr. [getuige 4] , geboren op [geboortedag] 1991, wonende aan de [adres] ;
  • Dhr. [getuige 7] , hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland;
  • Dhr. [getuige 8] , hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland;
  • Mevr. [getuige 9] , brigadier van politie eenheid Oost-Nederland;
  • Dhr. [getuige 10] , brigadier van politie eenheid Oost-Nederland;
  • Mevr. [getuige 11] , geboren op [geboortedag] 1968, wonende aan de

[adres] ;

  • Dhr. [getuige 13] , wonende te [plaats] ;
  • Mevr. [getuige 14] , wonende aan de [adres] te [plaats] ;
  • Dhr. [getuige 16] , geboren op [geboortedag] 1964.
Stelt de stukken in handen van de advocaat-generaal ten behoeve van het op te stellen aanvullend proces-verbaal van bevindingen.
Stelt de stukken in handen van de gedelegeerd raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof, teneinde:
  • een deskundige te benoemen binnen het NFI ter uitvoering van het aanvullend RNA-onderzoek;
  • dhr. dr. ir. A. Knijnenberg, werkzaam binnen het NFI als deskundige te benoemen, teneinde aanvullend te rapporteren op de wijze zoals hiervoor is vermeld.
Geeft opdracht aan de advocaat-generaal zorg te dragen voor het aan de verdediging doen toekomen van de onder 20. tot en met 22. bedoelde tapgesprekken en OVC-bestanden.
Stelt de stukken in handen van de gedelegeerd raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof, teneinde een deskundige te benoemen binnen het NFI ter uitvoering van het aanvullende onderzoek naar het plastic zakje en het aanvullende vergelijkend DNA-onderzoek.
Wijst af de overige onderzoekswensen, nu de noodzaak daartoe niet is gebleken.
Schorst de behandeling ter terechtzitting voor onbepaalde tijd, langer dan een maand, doch korter dan drie maanden, om de klemmende redenen dat het zittingsrooster van het hof een eerdere behandeling van de zaak niet toelaat en de onderzoekshandelingen naar verwachting niet binnen een maand zullen zijn voltooid.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van de verdachte.
Beveelt voorts de oproeping van
dr. ir. A. Knijnenberg, deskundige binnen het NFI,tegen de nog nader te bepalen terechtzitting.
Aldus gewezen door
mr. H. Heins, voorzitter,
mr. B.J.J. Melssen en mr. A.J. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.S. Helmus, griffier,
en op 22 mei 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.S. Helmus is buiten staat dit tussenarrest te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 22 mei 2019.
Tegenwoordig:
mr. A.J. Smit, voorzitter,
mr. E.C.A.M. Langenhorst, advocaat-generaal,
mr. R. Jansen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het tussenarrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.