Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[geïntimeerde sub 2]en
3.
[geïntimeerde sub 3]
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een incident tot tussenkomst door de publiekrechtelijke rechtspersoon de Staat der Nederlanden (Rijkswaterstaat, hierna RWS). RWS heeft verzocht om tussenkomst in een hoger beroep, maar het hof heeft geoordeeld dat RWS te laat is met het indienen van deze vordering. De relevante datum voor de indiening van de vordering was de roldatum waarop de laatste conclusie in het aanhangige geding werd genomen, welke datum op 25 september 2018 viel. RWS heeft zijn verzoek pas later ingediend, waardoor het hof de incidentele vordering heeft afgewezen. Het hof heeft RWS als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het incident, vastgesteld op € 1.074 voor zowel de appellante als de geïntimeerden. De hoofdzaak is door het hof naar de rol verwezen voor beraad partijen, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. Deze uitspraak is gedaan op 4 juni 2019 en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.