ECLI:NL:GHARL:2019:4755

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
5 juni 2019
Zaaknummer
200.102.968/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot schorsing ex art. 225 Rv in huurgeschil tussen Maatschap Donder 25 en Stichting Huismus

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juni 2019 uitspraak gedaan in een incident tot schorsing van een geding op grond van artikel 225 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De zaak betreft een huurgeschil tussen Maatschap Donder 25 en Stichting Huismus. Sinds 1993 huurt Stichting Huismus een pand dat in 2005 door Maatschap Donder 25 in eigendom is verkregen. Na een eerdere veroordeling door de kantonrechter, waarbij Stichting Huismus werd verplicht om een bedrag van € 789,94 te betalen aan Maatschap Donder 25, is de procedure in hoger beroep in 2016 ambtshalve geroyeerd. In maart 2019 heeft Stichting Huismus de zaak opnieuw aanhangig gemaakt, waarna Maatschap Donder 25 een schorsing van het geding heeft ingeroepen op basis van rechtsopvolging onder bijzondere titel, aangezien het pand in 2016 was verkocht aan derden. Het hof heeft vastgesteld dat de procedure kan worden hervat en voortgezet tussen Stichting Huismus en de nieuwe eigenaren, die de processuele positie van Maatschap Donder 25 overnemen. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.102.968/02
(zaaknummer rechtbank [woonplaats], locatie [woonplaats] 686483)
arrest van 4 juni 2019
in het incident ex artikel 225 Rv in de zaak van

1.[appellant],

wonende te [woonplaats],
2.
[appellant],
wonende te [woonplaats],
3.
[appellant],
wonende te [woonplaats],
4.
[appellant],
wonende te [woonplaats],
5.
[appellant],
wonende te [woonplaats],
handelende onder de naam
Maatschap Donder 25,
gevestigd te [woonplaats],
appellanten in het principaal hoger beroep,
geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep,
eisers in het incident,
in eerste aanleg: eisende partij in conventie en verwerende partij in reconventie,
hierna: Maatschap Donder 25,
advocaat: mr. G.H. Braakman,
tegen:
de stichting
Stichting Huismus,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
verweerder in het incident,
in eerste aanleg: gedaagde partij in conventie en eisende partij in reconventie,
hierna: Stichting Huismus,
advocaat: mr. R. Vleugel,
en (ex artikel 118 Rv door Stichting Huismus opgeroepen):

1.[geïntimeerde 1],

2.
[geïntimeerde 2],
beiden wonende te [woonplaats],
verweerders in het incident,
hierna: [geïntimeerden],
advocaat: mr. L. Vrakking.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 16 juni 2015 hier over. Bij dat arrest heeft het hof onder meer een descente en een daaraan aansluitende comparitie van partijen gelast. Deze descente en comparitie hebben op 24 september 2015 plaatsgevonden. Daarvan is een proces-verbaal opgemaakt. De raadsheer-commissaris heeft de zaak verwezen naar de rol van 22 december 2015 voor partijberaad. Uiteindelijk is de zaak op 29 november 2016 ambtshalve geroyeerd. Op 5 maart 2019 heeft Stichting Huismus de zaak opnieuw aangebracht. [geïntimeerden] zijn op 5 maart 2019 in het geding verschenen nadat zij door Stichting Huismus daartoe bij exploit van 18 januari 2019 waren opgeroepen. Op de rol is dit begrepen als een oproep op grond van artikel 118 Rv.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- de akte tot schorsing van het geding ex artikel 225 Rv van 5 maart 2019 van Maatschap Donder 25;
- de antwoordakte tot schorsing van het geding ex artikel 225 Rv van Stichting Huismus;
- de antwoordakte in het incident ex artikel 225 Rv tot schorsing van het geding van [geïntimeerden]
1.3
Vervolgens heeft het hof arrest in het incident bepaald.

2.De motivering van de beslissing in het incident

2.1
Sinds 1993 huurt Stichting Huismus een pand in [woonplaats]. Dat pand heeft Maatschap Donder 25 in 2005 in eigendom verkregen. Tussen Stichting Huismus en Maatschap Donder 25 is een huurgeschil ontstaan. In eerste aanleg heeft de kantonrechter onder meer Stichting Huismus veroordeeld om aan Maatschap Donder 25 een bedrag van € 789,94 te voldoen, vermeerderd met wettelijke rente. Verder heeft de kantonrechter Maatschap Donder 25 veroordeeld tot herstel van bepaalde gebreken in en aan het pand. Maatschap Donder 25 heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de kantonrechter. Zoals onder 1.1 is overwogen is de procedure in hoger beroep in 2016 ambtshalve geroyeerd en in 2019 door Stichting Huismus opnieuw aangebracht.
Na het opnieuw aanbrengen van de zaak heeft Maatschap Donder 25 bij akte ter rolle de schorsing van het geding op grond van artikel 225 lid 1 aanhef en onder c Rv ingeroepen, aangezien zij het aan Stichting Huismus verhuurde pand in 2016 hebben verkocht en geleverd aan [geïntimeerden] Stichting Huismus heeft bezwaar gemaakt tegen de ingeroepen schorsing van het geding. [geïntimeerden] hebben zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
2.2
Op grond van artikel 225 lid 1 aanhef en onder c Rv kan het ophouden van de betrekkingen waarin een partij het geding voerde, hetzij ten gevolge van rechtsopvolging onder algemene titel op een ander, hetzij door een andere oorzaak, een grond zijn voor schorsing van het geding. Onder het ophouden van de rechtsbetrekkingen door een “andere oorzaak” is begrepen het geval van rechtsopvolging onder bijzondere titel (zie Kamerstukken II 1999-2000, 26 855, nr. 3, p. 130 (MvT)). Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een rechtsopvolging onder bijzondere titel. De eigendom van het pand is overgegaan van Maatschap Donder 25 naar [geïntimeerden] Daardoor zijn de verplichtingen van Maatschap Donder 25 jegens Stichting Huismus uit de huurovereenkomst overgegaan op [geïntimeerden] (zie artikel 7:226 lid 1 BW). Gelet daarop is de schorsingsgrond terecht ingeroepen.
2.3
Blijkens het oproepingsexploot van 18 januari 2019 en de aktes van partijen in dit incident wensen alle partijen dat de procedure wordt hervat en voortgezet tussen Stichting Huismus en [geïntimeerden], waarbij [geïntimeerden] de processuele positie van Maatschap Donder 25 overneemt. Het hof zal dienovereenkomstig bepalen, zodat de procedure kan worden voortgezet in de stand waarin die zich bevond. De zaak zal daartoe naar de rol worden verwezen voor arrest.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verstaat dat de procedure zal worden voortgezet tussen [geïntimeerden] als appellanten in het principaal hoger beroep tevens geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep en Stichting Huismus als geïntimeerde in het principaal hoger beroep tevens appellante in het incidenteel hoger beroep;
houdt de beslissing over de kosten van het incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
verwijst de zaak naar de rol van
13 augustus 2019voor arrest in de hoofdzaak.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide en H. Wammes en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2019.