In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juni 2019 uitspraak gedaan in een incident tot schorsing van een geding op grond van artikel 225 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De zaak betreft een huurgeschil tussen Maatschap Donder 25 en Stichting Huismus. Sinds 1993 huurt Stichting Huismus een pand dat in 2005 door Maatschap Donder 25 in eigendom is verkregen. Na een eerdere veroordeling door de kantonrechter, waarbij Stichting Huismus werd verplicht om een bedrag van € 789,94 te betalen aan Maatschap Donder 25, is de procedure in hoger beroep in 2016 ambtshalve geroyeerd. In maart 2019 heeft Stichting Huismus de zaak opnieuw aanhangig gemaakt, waarna Maatschap Donder 25 een schorsing van het geding heeft ingeroepen op basis van rechtsopvolging onder bijzondere titel, aangezien het pand in 2016 was verkocht aan derden. Het hof heeft vastgesteld dat de procedure kan worden hervat en voortgezet tussen Stichting Huismus en de nieuwe eigenaren, die de processuele positie van Maatschap Donder 25 overnemen. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.