Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden] c.s.,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een hoger beroep in een huurgeschil. De appellant, wonende te [A], heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de geïntimeerden, [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2], wonende te [B]. De zaak is eerder behandeld in een tussenarrest van 9 oktober 2018, waarin het hof [geïntimeerde1] heeft toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. De enquête was gepland op 23 april 2019, maar [geïntimeerde1] heeft op die dag besloten af te zien van het voorbrengen van getuigen. Na deze beslissing hebben beide partijen arrest gevraagd, waarbij aanvullende stukken zijn overgelegd.
In het eindarrest van 4 juni 2019 heeft het hof geoordeeld dat de geïntimeerden c.s. aan de appellant een bedrag van € 7.573,69 verschuldigd zijn, inclusief bedragen voor schade aan een garagedeur, keuken en raamblinden. Het hof heeft vastgesteld dat de bewijslevering met betrekking tot een schadebedrag van € 2.000,- voor schade door een boobytrap niet heeft plaatsgevonden, waardoor dit bedrag ook vaststaat. De grieven in het principaal appel zijn gedeeltelijk gegrond bevonden, en het hof heeft het eerdere vonnis van de rechtbank Noord-Nederland deels vernietigd.
De kosten van de procedure in hoger beroep zijn gecompenseerd, en de geïntimeerden c.s. zijn veroordeeld in de kosten van het incidenteel hoger beroep. Het arrest is openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier.