ECLI:NL:GHARL:2019:4661

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
21-004467-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en strafoplegging wegens erfvredebreuk en beschadiging van voertuigen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is beschuldigd van erfvredebreuk en het opzettelijk beschadigen van voertuigen van zijn buren. De feiten vonden plaats in Leersum, gemeente Utrechtse Heuvelrug, waarbij de verdachte op verschillende momenten auto’s van zijn buren heeft vernield en wederrechtelijk hun erf heeft betreden. De buren hebben jarenlang hinder ondervonden van het gedrag van de verdachte, wat hun privacy en rust ernstig heeft aangetast. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw berecht. Tijdens de zitting op 14 mei 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, die pleitte voor vrijspraak. Het hof heeft echter geoordeeld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn. De verdachte is schuldig bevonden aan de feiten en het hof heeft een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een contact- en locatieverbod opgelegd voor vijf jaar. De verdachte heeft geen berouw getoond en het hof heeft rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De impact van de overlast op de slachtoffers is zwaar gewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004467-17
Uitspraak d.d.: 28 mei 2019
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 2 augustus 2017 met parketnummer 16-700065-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1935] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. N.R. Coffi, naar voren is gebracht.

Verzoek van de verdediging

De raadsman heeft verzocht om alsnog een (elektronisch beschikbaar gesteld) zogenoemd opstel van verdachte toe te voegen aan het dossier.
Het hof wijst dit verzoek af, nu het hof de noodzaak hiertoe niet aanwezig acht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2016 te Leersum, gemeente Utrechtse Heuvelrug, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk Mercedes-Benz), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 1 oktober 2015, in ieder geval op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 september 2015 tot en met 05 oktober 2015 te Leersum, gemeente Utrechtse Heuvelrug, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk Mercedes-Benz) en/of een auto (merk MG), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 04 april 2016 te Leersum, gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in het arrondissement Midden-Nederland in een besloten erf, gelegen aan de [adres] en in gebruik bij [benadeelde 1] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Standpunt advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft betoogd dat zoals weergegeven in de pleitnota – kort gezegd – verdachte behoort te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten de identiteit van de gemaskerde man niet kan worden vastgesteld en ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde feit het erf van de familie [benadeelden] niet kenbaar van de omgeving is afgesloten en daarmee geen besloten erf is als bedoeld in artikel 138 Strafrecht alsmede dat verdachte het erf gerechtvaardigd heeft betreden (uit vrees dat zijn hond iets zou worden aangedaan), zodat de wederrechtelijkheid van het betreden van dat erf door verdachte niet bewezen kan worden.

Bewijsoverweging

Ten aanzien van de feiten 1 en 2 is het hof, anders dan door de raadsman betoogd, van oordeel dat er, gelet op de onderbouwing van de herkenning van de persoon op de camerabeelden door de verbalisanten en aangever [benadeelde 1] , die de verdachte kennen en na het zien van de camerabeelden herkennen, geen aanleiding is om te twijfelen aan die herkenning van verdachte op de camerabeelden, welke is gebaseerd op de op deze beelden zichtbare kenmerken van de dader, waaronder zijn houding, zijn manier van bewegen, zijn kromme rug en het bukken zonder zijn knieën te buigen. Daarnaast zijn bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 5 april 2016 attributen (slang van een bandenpomp en kleine, rode betonschaar) en kledingstukken (een skimuts, een bivakmuts, een bruin jack en een glimmend jack) aangetroffen die aansluiten bij de feiten. Feit 1 acht het hof op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen. Dat er bij feit 2 enkel sprake is van herkenning van verdachte door [benadeelde 1] doet er naar het oordeel van het hof niet aan af dat ook dit feit in de context van het conflict, de eerder door verdachte gepleegde feiten, het op 31 maart 2016 door hem gepleegde feit (feit 1 van de tenlastelegging) en de daarna bij verdachte aangetroffen goederen, alles in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Eveneens anders dan door de raadsman betoogd, is het hof van oordeel dat van een besloten erf in de zin van art. 138 Sr sprake is indien het kenbaar van de omgeving is afgescheiden; dat betekent niet dat het terrein volledig afgesloten moet zijn. De verdachte als bewoner van het aanpalende terrein wist dat er sprake was van een besloten erf, omdat de achterzijde van het terrein van de familie [benadeelden] is gemarkeerd met een houtwal, omdat de voorzieningenrechter hem een verbod heeft opgelegd om zich op dat terrein te bevinden, behoudens het deel waar het recht op overpad op rust, en verdachte ter zitting van het hof heeft verklaard dat hij wist dat hij zich niet op dat terrein mocht bevinden. Bovendien was hij naar zijn zeggen door een hekje gegaan, dat altijd dicht was. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte zonder toestemming het terrein van [benadeelde 1] heeft betreden. Het hof is voorst van oordeel dan niet aannemelijk is geworden dat het voor verdachte op grond van zijn vrees voor het welzijn van zijn hond, noodzakelijk was om het terrein van de familie [benadeelden] te betreden.
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door na te melden bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Bewijsmiddelen [1]
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden tot een bewezenverklaring is gekomen. Het hof neemt daarom de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen over. De bewijsmiddelen zijn hierna, met enige tekstuele aanpassingen, cursief weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Op 6 april 2016 heeft [benadeelde 1] aangifte gedaan van vernieling aan zijn Mercedes
personenauto. Aangever verklaarde dat hij op 30 maart 2016 met zijn gezin de woning heeft
verlaten en dat de auto toen nog volle banden had. Ook de ruitenwisser stond op dat moment
in de normale stand. De auto stond geparkeerd op zijn erf. Bij terugkomst op 5 april 2016 zag aangever dat de rechter ruitenwisser omgebogen was. Ook zag hij dat alle banden leeg
waren. Aangever verklaarde dat hij zag dat de ventielen van de velgen van de auto waren
afgeknipt of afgesneden. Aan het achterlicht zag aangever verse schade. [2]
De vernieling van de auto is visueel vastgelegd. In het naar aanleiding van die opname
opgemaakte proces-verhaal van bevindingen is het volgende gerelateerd.
De datum van de opname is 31 maart 2016. Te zien is een donkere auto. die met de voorzijde naar de camera is gericht. Vanuit de rechterzijde van het beeld komt een persoon met een bivakmuts op aanlopen. De persoon bukt aan de bestuurderszijde van de auto en heeft een voorwerp in zijn rechterhand. Vervolgens komt de persoon omhoog en is te zien dat beide handen leeg zijn. De persoon bukt opnieuw en houdt het voorwerp richting het gezicht. Op dat moment is te zien dat het voorwerp een slang betreft. De persoon loopt vervolgens naar de passagierszijde bij het achterwiel. De persoon bevestigt de slang en houdt deze met beide handen aan de bovenzijde vast. De persoon loopt vervolgens naar het voorwiel en sluit de slang daarop aan. Op dat moment is te zien dat het voorwiel en het achterwiel leeg zijn. De persoon draait dan aan de ruitenwisser. Vervolgens loopt de persoon naar het voorwiel aan de bestuurderszijde. De persoon sluit de slang aan op het voorwiel. De persoon verdwijnt uit beeld en keert dan terug. Te zien is dat de persoon een voorwerp vast heeft. De persoon gaat bij het voorwiel aan de bestuurderszijde met beide knieën op de grond zitten en maakt een knipbeweging met het voorwerp. Te zien is dat het voorwerp een tang betreft. De persoon loopt naar het achterwiel aan de passagierszijde en maakt knippende bewegingen met de tang. De persoon loopt vervolgens naar het voorwiel van de passagierszijde en maakt knippende bewegingen met de tang. De persoon loopt naar de achterzijde en maakt daar nog knipbewegingen. Vervolgens verdwijnt de persoon uit beeld met de slang en tang in zijn rechterhand. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij de persoon die op de opname is te zien
herkent als verdachte. Verdachte loopt licht voorover gebogen en houdt zijn handen gebogen naar achteren bij het lopen. Hij herkent verdachte op de beelden aan zijn houding en manier van lopen. [4]
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 5 april 2016 werden onder andere een
slang van een handenpomp en een kleine rode betonschaar aangetroffen. [5]
Op 5 oktober 2015 heeft [benadeelde 3] . mede namens zijn moeder [benadeelde 2] .
aangifte gedaan van vernieling aan zijn auto. een groene MG, en van vernieling aan de auto
van zijn moeder. een Mercedes. Aangever verklaarde dat hij op 25 september 2015 zijn auto
op het terrein van zijn ouders heeft geparkeerd. voor de auto van zijn moeder. De auto was
op dat moment in goede staat en zonder beschadigingen. 0p maandag 5 oktober 2015 zag
aangever dat er verse krassen in de lak van zijn auto zaten. te weten in het linker
achter scherm, in het dak, in de achterruit en in de achterklep. Ook zag hij dat beide
verlichtingsarmaturen aan de achterzijde van de auto kapot waren. Toen aangever met de
verbalisant rond de auto liep. zag hij dat ook het glas van de linker koplamp van de auto van zijn moeder kapot was. [6]
Op 14 oktober 2015 is [benadeelde 1] als benadeelde gehoord over de opnames die van de
vernieling zijn gemaakt. De beelden zijn afkomstig van een camera die op de scheiding van
het grindpad en het weiland is gericht, waarbij ook de Mercedes in beeld is. Benadeelde
verklaarde dat hij zag dat op 1 oktober 2015 een persoon rechts het beeld in komt lopen.
Benadeelde heeft deze persoon omgeschreven als een oudere man met een gebogen
lichaamshouding en een voorzichtig. stijf/stram looppatroon. De man heeft een opvallende
handpositie, met name in de achter armzwaai. Benadeelde zag dat de man een instrument in
zijn hand vast heeft. Benadeelde verklaarde dat hij drie keer een tik hoorde. Hij zag dat de
man vervolgens uit beeld verdween. Benadeelde verklaarde dat hij de man als verdachte
herkent aan zijn houding en manier van lopen. [7]
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Op 24 augustus 2016 heeft [benadeelde 1] aangifte gedaan van erfvredebreuk. Aangever
verklaarde dat de voorzieningenrechter verdachte een verbod heeft opgelegd om zich op het
terrein van aangever te bevinden, behoudens het deel waar het recht op overpad op rust.
Aangever verklaarde dat verdachte op 4 april 2016 zijn erf heeft betreden. Hij verklaarde dat zijn broer. [benadeelde 3] , op 4 april 2016 op zijn terrein heeft gepost. Aangever verklaarde dat op beelden te zien is dat een manspersoon met een bivakmuts op zijn perceel verschijnt.
Aangever zag dat de persoon in de richting van zijn broer liep. Hij zag dat zijn broer de
persoon aan zijn trui naar de grond trok en de bivakmuts van zijn hoofd trok. Aangever
verklaarde dat zijn broer zag dat de persoon verdachte betrof. [8]
Op 6 april 2016 is verdachte gehoord op verdenking van vernieling en belaging. Verdachte
verklaarde dat zijn hond met een hondenfluitje het weiland in is gelokt en dat hij toen zijn
hond is gaan zoeken. Hij verklaarde dat hij daar met een knuppel op zijn hoofd is geslagen. [9]

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 31 maart 2016 te Leersum,
gemeente Utrechtse Heuvelrug,opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk Mercedes-Benz
), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft
vernield en/ofbeschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op
of omstreeks1 oktober 2015,
in ieder geval op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 september 2015 tot en met 05 oktober 2015te Leersum,
gemeente Utrechtse Heuvelrug,opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk Mercedes-Benz) en
/ofeen auto (merk MG),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 2] en
/of[benadeelde 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft
vernield en/ofbeschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op
of omstreeks04 april 2016 te Leersum,
gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in het arrondissement Midden-Nederlandin een besloten erf, gelegen aan de [adres] en in gebruik bij [benadeelde 1] ,
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
in het besloten erf bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor de hem onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden alsmede een contact- en locatieverbod voor de duur van 5 jaren, bij schending van het verbod steeds te vervangen door 30 dagen hechtenis met een maximum van 3 maanden, en dadelijk uitvoerbaar.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, mocht het hof verdachte niet vrijspreken, dat een vrijheidsbenemende straf niet aan de orde kan zijn, ook niet in voorwaardelijke zin. De verdediging heeft verzocht toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Tot slot heeft de verdediging - indien het hof toch het opleggen van een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf zou overwegen – voorwaardelijk verzocht een onderzoek naar de detentiegeschiktheid van de verdachte te laten verrichten, omdat een gevangenisstraf voor verdachte, gelet op zijn gezondheidsproblemen en leeftijd, zwaarder zal zijn dan voor een in goede gezondheid verkerende jeugdiger persoon.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting het volgende overwogen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan erfvredebreuk en het beschadigen van auto’s van de familie [benadeelden] . Verdachte heeft daarmee in zeer ernstige mate de privacy van die familie geschonden, hun rust verstoord en hinder en onrust veroorzaakt. Nu deze feiten hebben plaatsgevonden in de eigen leefomgeving van de familie [benadeelden] heeft dit nog eens extra impact. Het eigen terrein c.q. de eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen en tot rust moet kunnen komen.
Dat de gevolgen van de jarenlange door verdachte veroorzaakte overlast voor de familie [benadeelden] ernstig zijn, blijkt uit een schriftelijke slachtofferverklaring. Zij ondervinden dagelijks last van het handelen van verdachte, met name geestelijk, en voelen zich daardoor beperkt in hun vrijheid.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 26 april 2019,
waaruit blijkt dat verdachte eerder wegens soortgelijke gedragingen jegens de familie [benadeelden] als thans bewezenverklaard tot straf is veroordeeld en
- een verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 7 mei 2019.
Het hof neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij ondanks de eerdere veroordelingen en de verbeurd verklaring van een dwangsom van € 300.000,--, door is gegaan met het veroorzaken van overlast. Ook ter terechtzitting heeft verdachte geen enkel inzicht getoond in de gevolgen van zijn handelen voor zijn buren noch berouw getoond over het strafbare karakter van zijn handelen en in de ernst daarvan. Mede gelet hierop acht het hof de kans op recidive aanwezig.
Het hof legt, gelet op de duur van de overlast en de impact daarvan op de slachtoffers, in deze zaak de nadruk op een straf die er toe strekt dat herhaling wordt voorkomen. Hierbij speelt een belangrijke rol dat het hof er niet gerust op is dat verdachte het verwerpelijke van zijn handelen inziet. Dat is voor het hof reden om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat hij er zo lang mogelijk van doordrongen blijft dat een nieuwe misstap ernstige gevolgen voor hem kan hebben. Het hof acht om die reden een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Het hof acht naast deze bestraffing het opleggen van na te melden vrijheidsbeperkende maatregel geboden. Gelet op het vorenstaande dient er ernstig rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend jegens aangevers of hun familieleden zal gedragen. Om die reden zal het hof, evenals de rechtbank heeft gedaan, bepalen dat de vrijheidsbeperkende maatregel direct uitvoerbaar is. Teneinde het belang van deze maatregel te onderstrepen zal het hof bepalen dat voor elke keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan een vervangende hechtenis van één maand zal worden toegepast.
Anders dan door de raadsman verzocht, acht het hof het niet nodig om alsnog een onderzoek naar de detentiegeschiktheid van de verdachte te laten verrichten. Alhoewel het hof zich realiseert dat detentie, in het geval deze ten uitvoer zou worden gelegd, voor de verdachte een zware belasting vormt, is het hof van oordeel dat in de executiefase voldoende mogelijkheden bestaan om de detentiegeschiktheid van de verdachte te beoordelen en eventueel in te grijpen teneinde met de fysieke gesteldheid van de verdachte onverenigbare aspecten van detentie te voorkomen. Het hof wijst het voorwaardelijk gedane verzoek af.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.141,18. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.965,57. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 138 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren
  • zich niet zal ophouden in het navolgende gebied: het perceel met bebouwing, gelegen aan het adres [adres] te [plaats] , behoudens het ter plaatse geldende recht van overpad;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , hun kinderen en [benadeelde 3] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 maand voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met bepaling dat de duur van de hechtenis opgeteld, het totaal van 6 maanden niet zal overstijgen.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.141,18 (tweeduizend honderdeenenveertig euro en achttien cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.141,18 (tweeduizend honderdeenenveertig euro en achttien cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
31 (eenendertig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
- 1 oktober 2015 over een bedrag van € 1.749,85
- 31 maart 2016 over een bedrag van € 391,33.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.965,57 (duizend negenhonderdvijfenzestig euro en zevenenvijftig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.965,57 (duizend negenhonderdvijfenzestig euro en zevenenvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
29 (negenentwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 1 oktober 2015.
Aldus gewezen door
mr. W.M. Weerkamp, voorzitter,
mr. A. van Maanen en mr. P.T. Heblij, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D Mientjes, griffier,
en op 28 mei 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Heblij is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 28 mei 2019.
Tegenwoordig:
mr. J.P. Bordes, voorzitter,
mr. C. Zijlstra, advocaat-generaal,
mr. S. Diepeveen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 juli 2016, genummerd PL0900-2016135703, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 381. De processen-verbaal zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] van 6 april 2016, met bijlagen, pagina 71.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2016, met bijlagen, opgemaakt door [verbalisant 2] , pagina 78 e.v.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 april 2016, met bijlagen, opgemaakt door [verbalisant 1] , pagina 96.
5.Een proces-verbaal van doorzoeking van 27 april 2016, opgemaakt door [verbalisant 1] , pagina 37 en 38.
6.Een proces-verbaal van aangifte van 29 oktober 2015, opgemaakt door [verbalisant 3] , pagina 45 en 46.
7.Een proces-verbaal van verhoor benadeelde [benadeelde 1] van 14 oktober 2015, met bijlagen, pagina 48 e.v.
8.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] van24 augustus 2016, met bijlage, pagina 191 e.v..
9.Een proces-verbaal van verhoord verdachte van 6 april 2016, pagina 132.