ECLI:NL:GHARL:2019:4631

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
21-002968-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van diefstal met valse sleutel

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1987 en woonachtig in [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 23 mei 2016, waarin hij was vrijgesproken van feit 2 en veroordeeld tot een geldboete van € 700,-- subsidiair 14 dagen hechtenis voor feit 1. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard voor zover het betrekking heeft op de vrijspraak van feit 2, aangezien de wet geen hoger beroep tegen een vrijspraak toestaat.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd voor zover het aan het oordeel van het hof onderworpen was. De tenlastelegging betrof diefstal van € 350,-- van de bankrekening van [slachtoffer] door middel van een gestolen pinpas. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. De verklaringen van betrokkenen waren tegenstrijdig en inconsistent, waardoor het onduidelijk bleef of de verdachte een strafbare bijdrage had geleverd aan het verweten feit. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde.

De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep voor het deel dat betrekking heeft op de vrijspraak van feit 2, en dat het hof opnieuw recht doet door de verdachte vrij te spreken van het onder 1 tenlastegelegde feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002968-16
Uitspraak d.d.: 29 mei 2019
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 23 mei 2016 met parketnummer 16-044936-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 7 februari 2019, 16 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake feit 1 tot een geldboete van € 700,-- subsidiair 14 dagen hechtenis, waarvan € 350,-- voorwaardelijk subsidiair 7 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. A.W. Syrier, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het gehele vonnis van de rechtbank, dus ook tegen de vrijspraak van feit 2. Tegen deze vrijspraak kan volgens de wet door de verdachte geen hoger beroep worden ingesteld. Daarom zal het hof het hoger beroep van verdachte niet-ontvankelijk verklaren voor zover het betrekking heeft op feit 2.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte vrijgesproken van feit 2 en veroordeeld ter zake feit 1 tot een geldboete van € 700,-- subsidiair 14 dagen hechtenis, waarvan € 350,-- voorwaardelijk subsidiair 7 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep aan de orde - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 augustus 2015 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 350 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door een gestolen pinpas (op naam van [slachtoffer] ) in een betaalautomaat, gelegen aan [locatie] te [plaats] , in te voeren en vervolgens de aan de rechtmatige houder van die pinpas opgegeven (geheime) pincode in te toetsen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Uit het dossier blijkt weliswaar duidelijk dat er op 20 augustus 2015 een bedrag van € 350,-- van de bankrekening van [slachtoffer] is gehaald via een pinautomaat, maar het is onduidelijk of er sprake is van diefstal en/of wie welke rol daarbij heeft gespeeld. De verklaringen van de verschillende mogelijke betrokkenen zijn op belangrijke onderdelen onderling tegenstrijdig. Daarnaast zijn de verklaringen niet consistent. Een en ander maakt dat onvoldoende duidelijk is of verdachte een strafbare bijdrage aan het verweten feit heeft geleverd. Daarom spreekt het hof verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. L.J. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 29 mei 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.