ECLI:NL:GHARL:2019:4630

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
21-004911-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van brandstichting en veroordeling voor bezit van kinderporno

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was aangeklaagd voor brandstichting en het bezit van kinderporno. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de brandstichtingen die op 17 maart 2017 in [plaats] zouden hebben plaatsgevonden. Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de branden had gesticht. De bewijsvoering was voornamelijk gebaseerd op forensisch bewijs en verklaringen van getuigen, maar het hof concludeerde dat deze niet voldoende waren om het daderschap van de verdachte vast te stellen. De verdachte had weliswaar een horeca-aansteker bij zich en was in de buurt van de branden gezien, maar dit was niet genoeg om hem als dader aan te merken.

In tegenstelling tot de brandstichtingen, werd de verdachte wel veroordeeld voor het bezit van kinderporno. Het hof achtte bewezen dat de verdachte op 17 maart 2017 afbeeldingen in bezit had waarop seksuele gedragingen zichtbaar waren van personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt. Dit feit werd als ernstig beschouwd, gezien de implicaties voor de betrokken kinderen en de maatschappij. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van één maand opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en de rechtbank gelastte de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen Samsung telefoon, die gebruikt was voor het bezit van het kinderpornografisch materiaal.

De vorderingen van de benadeelde partijen werden afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof benadrukte de ernst van het bezit van kinderporno en de impact daarvan op de slachtoffers, maar kon niet ingaan op de schadeclaims van de benadeelde partijen, aangezien de verdachte niet schuldig was aan de brandstichtingen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004911-17
Uitspraak d.d.: 29 mei 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 1 september 2017 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-659274-17 en 16-659784-17, tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 7 februari 2019, 16 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot:
  • veroordeling van verdachte ter zake het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
  • gehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1]
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] tot € 2.500,00, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. A.W. Syrier, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld ter zake het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest. De vorderingen van de benadeelde partijen heeft de rechtbank deels toegewezen, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Met betrekking tot de inbeslaggenomen telefoon heeft de rechtbank geoordeeld dat deze wordt onttrokken aan het verkeer.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 16-659274-17:
1.
hij op of omstreeks 17 maart 2017 te [plaats], opzettelijk brand heeft gesticht aan/in een bedrijfsauto [auto]) (geparkeerd op de parkeerplaats gelegen aan [locatie 1]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende (gas)brander, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer brandbare stoffen, ten gevolge waarvan die bedrijfsauto geheel of gedeeltelijk is / zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die bedrijfsauto en/of andere voertuigen op die parkeerplaats, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 17 maart 2017 te [plaats], opzettelijk brand heeft gesticht aan/in een camper [camper]) (geparkeerd naast een woning gelegen aan [locatie 2]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende (gas)brander, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer brandbare stoffen, ten gevolge waarvan die camper geheel of gedeeltelijk is / zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die die camper en/of die naastgelegen woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoners van die woningen (gelegen aan [locatie 2]) en/of de naastgelegen woningen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
3.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 17 maart 2017 te [plaats], opzettelijk brand heeft gesticht in/aan (de voordeur en/of de meterkast en/of de centrale hal van) een woning (gelegen aan [locatie 3]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende (gas)brander, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer brandbare stoffen, ten gevolge waarvan die woning geheel of gedeeltelijk is / zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning (gelegen aan [locatie 3]) en/of naastgelegen woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoners van die woningen (gelegen aan [locatie 3]) en/of naastgelegen woningen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
zaak met parketnummer 16-659784-17 (feit 4 in het vonnis van de rechtbank):
hij, op of omstreeks 17 maart 2017, te [plaats], in elk geval in Nederland, een of meer afbeelding(en), te weten een filmpje en/of een telefoon bevattende een of meer afbeelding(en), heeft verworven, in bezit gehad, heeft verspreid, uitgevoerd, openlijk tentoongesteld en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had(den) bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: - het anaal penetreren van het lichaam met de penis van een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en/of - het anaal penetreren van het lichaam met de vinger door een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;
De rechtbank heeft het tenlastegelegde onder parketnummer 16-659784-17 feit 4 genoemd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak feiten 1, 2 en 3 parketnummer 16-659274-17

Het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde betreft drie verschillende branden in [plaats].
Brand 1 betrof een brand in een bedrijfsauto en twee daarnaast geparkeerde auto's op een parkeerplaats naast de woning [locatie 1] te [plaats].
Brand 2 betrof een brand in een camper die geparkeerd stond naast de woning aan [locatie 2] te [plaats] op de openbare weg.
Brand 3 betrof een brand in de hal van de woning aan [locatie 3] te [plaats].
Op grond van het voorhanden zijnde forensisch bewijs kan worden vastgesteld dat bij alle drie de branden sprake is geweest van brandstichting.
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte degene is geweest die deze branden of één van deze branden heeft gesticht.
Het openbaar ministerie en de rechtbank hebben feiten en omstandigheden genoemd waarop zij het daderschap van verdachte baseren. Dit betreft het feit dat verdachte bij twee van de drie branden heeft gekeken, het feit dat de politie in zijn sok een horeca aansteker heeft aangetroffen, het feit dat er haartjes bij zijn rechterduim waren weg geschroeid en het oordeel van de rechtbank dat de verklaringen van de verdachte kennelijk leugenachtig zijn.
Het hof overweegt dat forensisch bewijs ontbreekt waaruit verdachtes daderschap kan worden afgeleid. Het NFI heeft onderzoek verricht naar aanleiding van handbemonstering van verdachte, maar dat onderzoek noch nadere rapportage over dat onderzoek in hoger beroep levert bewijs dat verdachte de branden heeft gesticht.
Dat de politie bij de duim van verdachte enkele verschroeide haartjes vond, is ook daardoor onvoldoende bewijs om hem als de stichter van de branden aan te merken. Dat verdachte enigszins wisselend heeft verklaard over de oorzaak van de verschroeide haartjes, maakt in dit specifieke geval niet dat die vondst bewijs vormt voor verdachtes daderschap.
Dat verdachte een horeca-aansteker in zijn sok had, is in dit geval onvoldoende redengevend bewijs. Uit het dossier blijkt dat hij die aansteker vaker - ook op die plek, in zijn sok - bij zich had zodat ook die vondst in dit geval geen redengevend bewijs vormt.
Over verdachtes aanwezigheid bij de branden overweegt het hof als volgt.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte al bij de branden is gezien vóór de meldingen aan de hulpdiensten die nacht.
Dat getuigen verdachte wel bij al gaande zijnde branden hebben gezien kan weliswaar bewijs voor daderschap zijn, maar dan is daarvoor nog aanvullend wettig en overtuigend bewijs nodig.
Het hof overweegt in dit verband echter dat, gelet op de tijdstippen van de melding van de eerste brand (te weten: 2:50 uur), het arriveren van de hulpdiensten aldaar (2:56:08 uur) en de zeer geringe fietsafstand tussen de woning van verdachte en locatie van deze eerste brand (volgens Google Maps: een afstand van ongeveer 270 meter op circa 1 minuut fietsen), terwijl uit onderzoek aan de computer in de woning van verdachte is gebleken dat die nacht om 2:50:49 uur de website P2000.nl is bezocht en dat om 2:50:50 uur de website 112alarm.net is bezocht, welke websites een zogenaamd
realtimeoverzicht geven van de meldingen aan de hulpdiensten, dat niet onaannemelijk is dat verdachte ná de brandmelding snel ter plaatse was, mogelijk nog voordat de hulpdiensten ter plekke waren.
Naar het oordeel van het hof is er bovendien geen sprake van kennelijk leugenachtige verklaringen van verdachte.
Een verklaring van de verdachte die naar het oordeel van de rechter kennelijk leugenachtig is en afgelegd om de waarheid te bemantelen, mag volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad tot het bewijs worden gebezigd. Zodanig oordeel zal dan wel voldoende grondslag moeten vinden in vastgestelde feiten en omstandigheden, vervat in een of meer andere voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen (vgl. HR 19 maart 1996, LJN ZD0413, NJ 1996/540, rov. 4.4). Tot bedoelde andere bewijsmiddelen kunnen in ieder geval niet worden gerekend bewijsmiddelen, inhoudende verklaringen van de verdachte zelf (vgl. HR 19 maart 2002, LJN AD8873, NJ 2002/567) of van andere personen die slechts behelzen hetgeen de verdachte hen heeft meegedeeld (vgl. HR 24 mei 2005, LJN AT2897, NJ 2005/396). De omstandigheid dat de verdachte heeft geweigerd omtrent het desbetreffende punt een verklaring te geven, kan niet mede ten grondslag worden gelegd aan het oordeel dat de tot het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte kennelijk leugenachtig is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen (vgl. HR 19 maart 1996, LJN ZD0413, NJ 1996/540, rov. 4.5).
Weliswaar zijn de verklaringen van verdachte zoals de rechtbank die in haar vonnis heeft opgenomen op een aantal punten bepaald niet geloofwaardig, maar van kennelijk leugenachtige verklaringen in de door de Hoge Raad bedoelde zin is, gelet op de overige inhoud van het dossier, geen sprake. Naar het oordeel van het hof bevat het dossier geen bewijsmiddelen waaruit verdachtes leugenachtigheid volgt.
De door het hof benoemde feiten en omstandigheden vormen ook in onderling verband en samenhang bezien onvoldoende overtuigend bewijs dat verdachte de branden heeft gesticht.
Ten overvloede overweegt het hof dat er ook voor verdachtes betrokkenheid bij de derde brand geen forensisch bewijs is. Er zijn daarnaast geen getuigen geweest die hem bij de woning aan [locatie 3] hebben gezien kort voor of tijdens de brand aldaar. Het feit dat verdachte vanaf de tweede brand op zijn fiets "in de richting van" [locatie 3] reed en volgens sommige slachtoffers een motief had om de brand te stichten, is voor het bewijs van betrokkenheid van verdachte bij het ontstaan van de derde brand onvoldoende.
Hoewel het hof begrip heeft voor de nog steeds bestaande emoties die de brand bij de slachtoffers heeft veroorzaakt, is er geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte die brand heeft gesticht.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde van parketnummer 16-659274-17.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-659784-17 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 17 maart 2017, te [plaats], afbeeldingen, te weten een filmpje en een telefoon bevattende een afbeelding, in bezit gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij een of meer onbekend gebleven personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt, waren betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het anaal penetreren van het lichaam met de penis van een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en
- het anaal penetreren van het lichaam met de vinger door een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-659784-17 bewezen verklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit gehad. Dit is een ernstig strafbaar feit. Bij de vervaardiging van dergelijk materiaal worden kinderen seksueel misbruikt. Verdachte heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag naar kinderporno en daarmee indirect ook aan het seksueel misbruik.
Ten nadele van verdachte blijkt uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 april 2019 dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, maar niet voor soortgelijke feiten.
Gelet op het vorenstaande in samenhang bezien, met name gelet op de ernst van het feit, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Onttrekking aan het verkeer

De door het hof aan het verkeer te onttrekken voorwerp, een Samsung telefoon, is daarvoor vatbaar. Immers met behulp van die telefoon is het hiervoor bewezenverklaarde feit begaan en het is van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang, immers het bevat kinderpornografisch materiaal.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep tot een bedrag van € 2.500,00 toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-659274-17 onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.250,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-659274-17 onder 3 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.461,11. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-659274-17 onder 3 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.358,96. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-659274-17 onder 3 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.635,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-659274-17 onder 3 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-659274-17 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-659784-17 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-659784-17 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
telefoon van het merk Samsung, type S7, kleur zwart.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. L.J. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 29 mei 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.