ECLI:NL:GHARL:2019:4629

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
21-002653-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van dodelijke roofoverval met alternatieve verklaringen en onbetrouwbare getuigenverklaringen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was beschuldigd van een roofoverval met dodelijke afloop, gepleegd in augustus 2012. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf, maar het hof heeft deze uitspraak vernietigd en de verdachte vrijgesproken. Het hof oordeelde dat de belastende verklaring van de medeverdachte niet betrouwbaar was, omdat deze een eigen belang had en er geen objectief bewijs was dat zijn verklaring ondersteunde. Daarnaast werd er een alternatieve verklaring gegeven voor het aangetroffen DNA-materiaal van de verdachte, wat de mogelijkheid op zijn betrokkenheid verder ondermijnde. Het hof heeft de bewijsvoering van de rechtbank kritisch beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan het ten laste gelegde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002653-15
Uitspraak d.d.: 29 mei 2019
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 17 april 2015 met parketnummer 18-930010-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 21 september 2017 en 15 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde in artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die strekt tot een veroordeling van verdachte voor het meer subsidiair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf van zes en een half jaar en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De advocaat-generaal heeft deze vordering na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.B. Pieters, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft – kort gezegd – het meer subsidiair tenlastegelegde feit bewezenverklaard, verdachte daarvoor een gevangenisstraf van zeven jaren opgelegd en de vordering van de benadeelde partij toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof doet opnieuw recht.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
primairhij in of omstreeks de periode van 9 augustus 2012 tot en met 10 augustus 2012 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , in een woning aan [straat] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een koffer (met geld) en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) in die woning die [slachtoffer] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond en voornoemd voorwerp heeft/hebben gericht en gericht heeft/hebben gehouden op die [slachtoffer] en/of met dat vuurwapen heeft/hebben geschoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] door een kogel in het hoofd is getroffen, terwijl voornoemd feit de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
subsidiairhij in of omstreeks de periode van 9 augustus 2012 tot en met 10 augustus 2012 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , in een woning aan [straat] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een koffer (met geld) en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) in die woning die [slachtoffer] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond en voornoemd voorwerp heeft/hebben gericht en gericht heeft/hebben gehouden op die [slachtoffer] en/of met dat vuurwapen heeft/hebben geschoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] door een kogel in het hoofd is getroffen, terwijl voornoemd feit de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiairhij in of omstreeks de periode van 9 augustus 2012 tot en met 10 augustus 2012 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , in een woning aan [straat] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, al dan niet met een of meer van zijn mededader(s) in die woning die [slachtoffer] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond en voornoemd voorwerp heeft/hebben gericht en gericht heeft/hebben gehouden op die [slachtoffer] en/of met dat vuurwapen heeft/hebben geschoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] door een kogel in het hoofd is getroffen, terwijl de uitvoering van de voorgenomen diefstal niet is voltooid en terwijl voornoemd feit de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
meest subsidiairhij in of omstreeks de periode van 9 augustus 2012 tot en met 10 augustus 2012 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , in een woning aan [straat] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), al dan niet met een of meer van zijn mededader(s) in die woning die [slachtoffer] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond en voornoemd voorwerp heeft/hebben gericht en gericht heeft/hebben gehouden op die [slachtoffer] en/of en/of met dat vuurwapen heeft/hebben geschoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] door een kogel in het hoofd is getroffen, terwijl de uitvoering van de voorgenomen afpersing niet is voltooid en terwijl voornoemd feit de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Standpunt advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft zich - zakelijk weergegeven - op het standpunt gesteld dat de rechtbank op grond van de in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen terecht het meer subsidiair tenlastegelegde bewezen heeft verklaard.

Standpunt verdachte

De raadsvrouw heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen niet redengevend zijn voor het bewijs. Verdachte heeft van meet af aan ontkend bij het tenlastegelegde betrokken te zijn geweest. De raadsvrouw heeft dan ook verzocht verdachte vrij te spreken.

Overwegingen omtrent het bewijs

Op 11 augustus 2012 wordt [slachtoffer] dood aangetroffen in zijn woning in [plaats 1] . Hij blijkt van dichtbij door het hoofd te zijn geschoten. Het onderzoek leidt tot de hypothese dat het overlijden van [slachtoffer] het gevolg is geweest van een (poging tot) afpersing of diefstal met geweld. Verdachte heeft iedere betrokkenheid bij het overlijden van [slachtoffer] en bij het vermeende vermogensdelict steeds ontkend.
De rechtbank heeft de betrokkenheid van verdachte gebaseerd op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , diens ex-vriendin [naam 1] , telefoonverkeergegevens, een geluidsopname van gesprekken tussen verdachte en medeverdachten en het DNA-materiaal dat is aangetroffen op een broek in de woning van het slachtoffer.
De verklaring van [medeverdachte]
heeft op 21 november 2012 onder meer het volgende verklaard.
In de nacht van 9 op 10 augustus 2012 heeft hij, even na 2 uur 's nachts, zijn broer [naam 2] en verdachte thuis opgehaald. Vervolgens zijn zij samen bier gaan drinken op het parkeerterrein bij [bedrijf] in [gemeente] . Op enig moment wordt [medeverdachte] gebeld door [naam 3] met het verzoek hem op te pikken in [plaats 2] . Dit gebeurt. [naam 3] vertelt dat hij naar [plaats 1] wil om geld te halen en [medeverdachte] rijdt naar het opgegeven adres. Kort nadat [naam 3] en verdachte zijn uitgestapt, hoort [medeverdachte] glasgerinkel. Een paar minuten later komen [naam 3] en verdachte terug bij de auto. [naam 3] maant [medeverdachte] om weg te rijden. Onderweg noemt hij verdachte een ‘stupid idiot’ en zegt hij herhaaldelijk ‘he shot’.
Het hof stelt voorop dat [medeverdachte] door de politie als verdachte is aangemerkt en als zodanig vele malen is verhoord. Dat brengt mee dat hij een eigen belang kan hebben bij het afleggen van een verklaring die niet noodzakelijkerwijs de waarheid is. Gelet daarop zal deze verklaring met de nodige voorzichtigheid moeten worden beoordeeld.
De rechtbank heeft de verklaring van [medeverdachte] betrouwbaar geacht en bruikbaar voor het bewijs, nu deze verklaring door objectieve onderzoeksresultaten wordt bevestigd. Op dit punt verwijst de rechtbank onder meer naar de telefoongegevens, waaruit zij de aanwezigheid van de verdachten in [plaats 1] afleidt. De betrouwbaarheid van [medeverdachte] ’s verklaring wordt naar het oordeel van de rechtbank verder versterkt door de goeddeels gelijkluidende verklaring van [naam 1] .
Het hof stelt vast dat uit de telefoonverkeergegevens blijkt dat de telefoons die [medeverdachte] en [naam 2] in gebruik hadden op 10 augustus 2012 tussen 3 en 4 uur ’s nachts masten in [plaats 1] hebben aangestraald. Even voor 3 uur stralen beide toestellen masten aan in [plaats 2] . Dit alles is niet het geval ten aanzien van het toestel waarvan verdachte heeft erkend dat dit bij hem in gebruik was. Waar de rechtbank in de telefoongegevens objectieve ondersteuning vindt voor de verklaring van [medeverdachte] , is het hof van oordeel dat dit – in ieder geval voor zover het de betrokkenheid van verdachte betreft – niet het geval is.
Het hof is verder, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de verklaring van [naam 1] niet bijdraagt aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte] . Haar verklaring komt op verschillende onderdelen niet met [medeverdachte] ’s verklaring overeen. Bovendien is haar verklaring van horen zeggen; [naam 1] geeft slechts haar weergave van wat [medeverdachte] haar zou hebben verteld. Dat maakt dat de verklaring van [naam 1] niet een op zichzelf staande, uit een nieuwe bron afkomstige verklaring is die de verklaring van [medeverdachte] onafhankelijk bevestigt.
Gelet op het eigen belang van [medeverdachte] als medeverdachte en in aanmerking genomen dat (objectief) steunbewijs voor zijn verklaring ontbreekt, in ieder geval voor zover het de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde betreft, acht het hof deze verklaring onvoldoende betrouwbaar en daarmee niet bruikbaar voor het bewijs.
De telefoonverkeergegevens
Hiervoor is reeds overwogen dat uit de telefoonverkeergegevens niet kan worden afgeleid dat verdachte in de nacht van het misdrijf in de omgeving van [plaats 1] is geweest.
Ook deze gegevens kunnen daarom niet aan het bewijs van verdachtes betrokkenheid bijdragen.
De opname van gesprekken in de ophoudcel
Op 15 november 2012 is afluisterapparatuur aangebracht in de ophoudcel van de rechtbank. Geluidsopnames van de gesprekken, de zgn. OVC-opnames, zijn door een beëdigd tolk vertaald en in het dossier opgenomen. Volgens de transcripten heeft verdachte onder meer tegen [medeverdachte] gezegd: ‘wij moeten gewoon volhouden dat wij niks meer weten’ en ‘ik ben bang dat zij het vuurwapen hadden gevonden’. De rechtbank heeft deze teksten redengevend geacht voor het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Het hof oordeelt anders. Verdachte en [medeverdachte] waren ten tijde van de opnames in hechtenis genomen op verdenking van een ernstig misdrijf met dodelijke afloop. Het ligt voor de hand dat zij hierover hebben gesproken. Als er al van wordt uitgegaan dat de vertaling in het transcript juist is en verdachte de term ‘vuurwapen’ heeft gebruikt, – wat hij overigens steeds heeft betwist en wat niet meer kan worden geverifieerd nu de opname verloren is gegaan – kan daaruit niet worden afgeleid dat hij uit eigen wetenschap ervan op de hoogte was dat [slachtoffer] met een vuurwapen om het leven is gebracht. Met dat gegeven had de politie verdachte reeds in een verhoor op 7 november 2012 geconfronteerd. Zo bezien zijn de door verdachte gebruikte bewoordingen verklaarbaar en volgt daaruit niet het bewijs dat hij bij het tenlastegelegde betrokken is geweest. Het hof acht de OVC-opnames dan ook niet redengevend voor het bewijs.
Het DNA-materiaal
In de woning van het slachtoffer is op de trap van de begane grond naar de eerste verdieping een joggingbroek aangetroffen met daarop DNA-materiaal. Aangezien het slachtoffer deels ontkleed werd gevonden en DNA-materiaal van hem op de joggingbroek is aangetroffen, is aannemelijk dat hij deze joggingbroek heeft gedragen. Forensisch onderzoek heeft uitgewezen dat het DNA een mengprofiel met materiaal afkomstig van minimaal twee personen betreft, waaronder het slachtoffer en verdachte met een matchkans van minder dan 1 op 1 miljard. De rechtbank heeft de aanwezigheid van het DNA-materiaal redengevend geacht voor de aanwezigheid van verdachte in de woning van het slachtoffer. In samenhang met de verklaring van [medeverdachte] , inhoudende dat verdachte in de woning is geweest, en bij gebreke van een andere aannemelijke verklaring, draagt het aangetroffen materiaal naar het oordeel van de rechtbank bij aan het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verdachte heeft categorisch ontkend dat hij ooit in de woning van het slachtoffer is geweest of contact met het slachtoffer heeft gehad. De raadsvrouw heeft een alternatieve verklaring aangedragen voor het aantreffen van het DNA-materiaal van verdachte. Verdachte heeft werkzaamheden verricht voor het autoruitenreparatiebedrijf van [medeverdachte] . Bij dit werk wordt gebruik gemaakt van dunne handschoenen die vaak worden vervangen. [naam 2] en verdachte maakten gezamenlijk gebruik van een doos met uitwisselbare handschoenen. De raadsvrouw acht de kans reëel dat de daadwerkelijke dader handschoenen heeft gebruikt die verdachte eerder heeft gedragen.
Het hof constateert dat het aangetroffen DNA-materiaal waaruit het mengprofiel is verkregen in de NFI-rapportage is aangemerkt als een ‘biologisch contactspoor’. Dergelijke sporen bestaan volgens het NFI in de regel uit minimale hoeveelheden biologisch materiaal, die vaak met het blote oog niet waarneembaar zijn en relatief weinig DNA bevatten. Nu in het rapport de hoeveelheid biologisch materiaal niet nader is gekwantificeerd, moet ervan worden uitgegaan dat het een zeer kleine hoeveelheid kan zijn geweest. De vraag die voorligt is of aan het aantreffen van dit materiaal de gevolgtrekking kan worden verbonden dat verdachte in de woning is geweest en de broek van het slachtoffer heeft aangeraakt. Het hof is van oordeel dat dit niet het geval is. Het dossier biedt steun aan de stelling van de raadsvrouw dat [naam 2] een autoruitenreparatiebedrijf runde en dat verdachte hem af en toe hielp. Het ligt voor de hand dat er bij de intensieve fysieke werkzaamheden die in dat kader worden verricht, lichaamseigen materialen terechtkomen op de handschoenen die daarbij worden gedragen. De door de verdediging geschetste mogelijkheid dat een (mede)dader, niet zijnde verdachte, handschoenen die verdachte eerder aanhad, heeft gedragen tijdens het plegen van het misdrijf acht het hof niet onaannemelijk. Dat brengt mee dat het van de verdachte afkomstige op de broek van het slachtoffer aangetroffen DNA-materiaal evenmin kan bijdragen aan het bewijs van het tenlastegelegde.
Conclusie
Het hof is, gelet op wat hiervoor is overwogen, op grond van de wettige bewijsmiddelen niet tot de overtuiging gekomen dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte wordt daarom integraal vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Dat brengt mee dat de vordering van de advocaat-generaal tot onmiddellijke gevangenneming wordt afgewezen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.249,45. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair en meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering tot gevangenneming van verdachte af.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Huizenga, griffier,
en op 29 mei 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.