ECLI:NL:GHARL:2019:4553

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
200.248.405
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van de jaarbeloning van de bewindvoerder over 2017 in een bewindzaak

In deze zaak gaat het om de bepaling van de jaarbeloning van de bewindvoerder over het jaar 2017. De bewindvoerder had verzocht om een beloning van 0,75% van het vermogen van de onderbewindgestelde, wat neerkwam op € 15.079,13, exclusief BTW. De kantonrechter had in eerste aanleg dit verzoek afgewezen en de beloning vastgesteld op € 8.505,93. De bewindvoerder ging in hoger beroep tegen deze beslissing.

De onderbewindgestelde, geboren op [geboortedatum], had eerder een bewind en mentorschap toegewezen gekregen vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand. De bewindvoerder had in 2017 diverse werkzaamheden verricht, waaronder het beheren van de financiën en het begeleiden van juridische procedures. Het hof oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een afwijking van de forfaitaire beloning rechtvaardigden.

Het hof vernietigde de beschikking van de kantonrechter en stelde de beloning van de bewindvoerder vast op het door haar verzochte bedrag van € 15.079,13. Dit besluit werd genomen op basis van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, die bepaalt dat de beloning voor bewindvoerders kan worden vastgesteld op 0,75% van het vermogen indien dit vermogen meer dan € 1.000.000 bedraagt. Het hof concludeerde dat de bewindvoerder recht had op deze beloning, gezien de omvangrijke werkzaamheden die zij had verricht in het belang van de onderbewindgestelde.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.248.405
(zaaknummer rechtbank Gelderland 6224212)
beschikking van 28 mei 2019
inzake
[de bewindvoerder] ,
zaakdoende te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. W.B. Brusse te Almelo.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de onderbewindgestelde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de onderbewindgestelde.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen) van 13 juli 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 12 oktober 2018;
  • een journaalbericht van mr. Brusse van 4 december 2018 met als productie een brief van
20 november 2018 van de onderbewindgestelde;
- een journaalbericht van mr. Brusse van 8 april 2019 met productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 16 april 2019 plaatsgevonden. De bewindvoerder is met haar advocaat verschenen. De onderbewindgestelde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De onderwindgestelde is geboren op [geboortedatum] .
3.2
Bij beschikking van 30 juni 2016 heeft de kantonrechter te Zutphen vanaf 1 juli 2016 een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van de onderbewindgestelde wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand en daarbij bepaald dat inschrijving in het daartoe bestemde register dient plaats te vinden, met benoeming van de bewindvoerder als zodanig.
3.3
Bij afzonderlijke beschikking van 30 juni 2016 heeft de kantonrechter te Zutphen een mentorschap uitgesproken over de onderbewindgestelde, met benoeming van de bewindvoerder ook tot mentor over de onderbewindgestelde.
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 8 augustus 2017, heeft de bewindvoerder verzocht haar jaarbeloning over 2017 vast te stellen op 0,75% van het vermogen van de onderbewindgestelde, conform artikel 3 lid 3 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, te weten op € 15.079,13, exclusief BTW.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 13 juli 2018 heeft de kantonrechter het verzoek van de bewindvoerder tot vaststelling van de jaarbeloning over 2017 op een bedrag van € 15.079,13 afgewezen en ambtshalve de jaarbeloning van de bewindvoerder over 2017 vastgesteld op € 8.505,93.
4.2
De bewindvoerder is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 13 juli 2018. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen.
De bewindvoerder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en aan de bewindvoerder alsnog een jaarbeloning (naar het hof begrijpt: over het jaar 2017) toe te kennen van € 15.079,13, exclusief BTW, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:447, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek hebben de bewindvoerders aanspraak op beloning overeenkomstig de regels die daaromtrent bij regeling van Onze Minister van Justitie en Veiligheid zijn vastgesteld. Op grond van bijzondere omstandigheden kan de kantonrechter, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de bewindvoerders of van de rechthebbende, voor bepaalde of onbepaalde tijd de beloning anders regelen dan bij de instelling of door de wet is aangegeven.
5.2
Ingevolge artikel 1 lid 1 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna: Regeling beloning) bedraagt de jaarbeloning voor (een) bewindvoerder een vastgesteld bedrag. Ingevolge lid 8 van voormeld artikel kan in afwijking van het eerste lid wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning op andere wijze worden vastgesteld.
5.3
In artikel 2 lid 3 en artikel 3 lid 3 van de Regeling beloning is bepaald dat, indien het vermogen van de onder curatele gestelde, respectievelijk het onder bewind staande vermogen, meer bedraagt dan € 1.000.000,-, de kantonrechter de jaarbeloning vaststelt op 0,75% van dat vermogen.
5.4
In de toelichting op artikel 2 lid 3 Regeling beloning is het volgende opgenomen:
“In de praktijk blijkt dat het principe van forfaitaire beloning niet in alle gevallen tot een adequate beloning leidt bij omvangrijke vermogens. Met omvangrijke vermogens kan veel werk gemoeid zijn. Als grens wordt in deze regeling € 1.000.000 genomen. Om het mogelijk te blijven maken om ook voor dergelijke vermogens gekwalificeerde curatoren aan te kunnen stellen, stelt de kantonrechter in een geval waarin het vermogen van de onder curatele gestelde meer dan € 1.000.000 bedraagt, de jaarbeloning van de curator vast op 0,75% van het vermogen van de onder curatele gestelde. De kantonrechter past deze regeling alleen toe wanneer de curator zelf de extra werkzaamheden verricht die samenhangen met de omvang van het vermogen.
Deze regeling is ingegeven door de regeling van testamentair bewind. In dat geval bedraagt de jaarbeloning van de bewindvoerder 1% van het vermogen (artikel 159, eerste lid, boek 4 BW). In de conceptregeling was aangesloten bij deze 1%-regel. Naar aanleiding van reacties in de consultatiefase is het percentage verlaagd naar 0,75%.”
5.5
In artikel 5 van de Regeling beloning is bepaald dat indien een persoon zowel tot bewindvoerder als tot mentor van een persoon wordt benoemd, de kantonrechter diens beloning vaststelt overeenkomstig de beloning van een curator als bedoeld in de artikelen
1 of 2 van die regeling.
5.6
Uit de in eerste aanleg overgelegde beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen, van 17 oktober 2016 blijkt dat de kantonrechter inzake het per 1 juli 2016 ingestelde bewind de jaarbeloning voor de bewindvoerder over het jaar 2016 heeft vastgesteld op de helft van de overeenkomstig artikel 3 lid 3 van de Regeling beloning geldende jaarbeloning van 0,75 % van het vermogen van de onderbewindgestelde, te weten op € 7.564,50, exclusief BTW.
Over 2017 heeft de kantonrechter de vergoeding op grond van artikel 2 lid 3 dan wel artikel 3 lid 3 van de Regeling beloning afgewezen en de jaarbeloning vastgesteld op € 8.505,93.
5.7
Het hof is met de bewindvoerder van oordeel dat de bewindvoerder aanspraak kan maken op de uit de artikelen 2 lid 3 in verbinding met artikel 5 en/of artikel 3 lid 3 van Regeling beloning jaarbeloning van 0,75 % van het vermogen van de onderbewindgestelde. Het is het hof niet gebleken dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, die moeten meebrengen de beloning van de bewindvoerder in het onderhavige geval, in afwijking van deze forfaitair te bepalen beloning, op een ander bedrag dient te worden vastgesteld.
Het hof voegt hieraan - ten overvloede - nog het volgende toe. Uit de rekening en verantwoording over 2017 en hetgeen de bewindvoerder ter mondelinge behandeling heeft toegelicht volgt dat de bewindvoerder zelf de extra werkzaamheden heeft verricht, die samenhangen met de omvang van het vermogen van de onderbewindgestelde. De bewindvoerder is speciaal voor deze zaak vanuit de griffie van het rechtbank benaderd vanwege het omvangrijke en uitzonderlijke dossier. De belangrijkste werkzaamheden van de bewindvoerder zijn geweest:
  • het voorbereiden en begeleiden van de procedure van de onderbewindgestelde tegen haar ex-partner: 2016, 2017 en 2018;
  • het voorbereiden en begeleiden van een kort geding tegen een illegaal in de woning van de onderbewindgestelde wonend echtpaar: 2016
  • het beheren van alle gelden van de onderbewindgestelde, die waren verdeeld over zestien bankrekeningen: vanaf 2016;
  • het maken plan van een plan van aanpak en het laten uitvoeren van achterstallig onderhoud aan de riante bungalow van de onderbewindgestelde: vanaf 2017
  • het regelen en controleren van de bij de bungalow behorende één hectare tuin en bos en het maken van afspraken en controleren van het regulier onderhoud hieraan: vanaf 2017;
  • het verzamelen van informatie en bewijsstukken om te kunnen beoordelen of een procedure jegens het illegaal inwonend echtpaar kan worden opgestart: 2016;
  • het (verder) doornemen van de administratie en verzamelen van stukken om te kunnen
beoordelen of namens de onderbewindgestelde nog andere profiteurs van haar vermogen kunnen worden aangesproken: vanaf 2017.
5.8
Gelet op het vorenstaande slagen de grieven van de bewindvoerder en zal het hof de bestreden beschikking vernietigen. Het hof zal de beloning van de bewindvoerder over het jaar 2017, conform het verzoek van de bewindvoerder, vaststellen overeenkomstig artikel
2 lid 3 in verbinding met artikel 5 van de Regeling beloning en bepalen op € 15.079,13 (0,75% van € 2.010.550,11).

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen) van 13 juli 2018, en opnieuw beschikkende:
stelt de beloning van de bewindvoerder over het jaar 2017 vast op € 15.079,13.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, A. Smeeïng-van Hees en C.J. Laurentius-Kooter, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs, en is op 28 mei 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.