ECLI:NL:GHARL:2019:4544

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
18/00344
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en boete opgelegd aan belanghebbende

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarbij een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en een boete aan belanghebbende zijn opgelegd. De belanghebbende, houder van een Renault 5 GTD sedan, had geen APK-keuring aangevraagd en meende ten onrechte dat hij vrijgesteld was van belasting tijdens de schorsing van het kenteken. De rechtbank had de naheffingsaanslag ongegrond verklaard, maar de boete vernietigd. De Inspecteur ging in hoger beroep, waarbij de belanghebbende niet verscheen op de zitting. Het Hof oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, omdat de belanghebbende tijdens de schorsing van het kenteken gebruik had gemaakt van de openbare weg zonder een keuringsbewijs aan te vragen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur en vernietigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het belanghebbende niet was toegestaan om de boete te laten vervallen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 28 mei 2019.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
nummer 18/00344
uitspraakdatum:
28 mei 2019
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Centrale administratieve processen(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 13 maart 2018, nummer LEE 17/3844, ECLI:NL:RBNNE:2018:1001, in het geding tussen de Inspecteur en
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 26 maart 2016 tot en met 25 maart 2017 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd. Bij beschikking is een boete opgelegd.
1.2.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard, het beroep tegen de boetebeschikking gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur in zoverre vernietigd en de boetebeschikking vernietigd.
1.4.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft verweer gevoerd.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 mei 2019. Belanghebbende is niet verschenen. Hij heeft voor aanvang van de zitting telefonisch contact opgenomen met de griffie, waarbij hij liet weten dat hij verhinderd was te verschijnen. Hij heeft niet om uitstel van de mondelinge behandeling gevraagd. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is sinds 13 september 2013 houder van een Renault 5 GTD sedan (hierna: de auto), met het kenteken [00-YYY-0] . De geldigheid van het kenteken van de auto is geschorst geweest van 22 november 2015 tot en met 7 november 2016 en van 8 november 2016 tot en met 24 juli 2017.
2.2.
Op 16 maart 2017 om 14.32 uur is de auto door een controleambtenaar aangetroffen op de IJmeerstraat te Lelystad, een openbare weg.
2.3.
Naar aanleiding van deze constatering heeft de Inspecteur op de voet van artikel 35 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet) een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd over het tijdvak 26 maart 2016 tot en met 25 maart 2017 en op grond van artikel 37 van de Wet bij beschikking een boete opgelegd van € 248.
2.4.
Belanghebbende had geen keuringsbewijs aangevraagd op grond waarvan de auto op 16 maart 2017 aan een zogenoemde APK-keuring zou worden onderworpen. Wel bevindt zich onder de stukken van het geding een formulier waarop is vermeld dat op die datum een voorcontrole heeft plaatsgevonden, dat enkele gebreken aan de auto zijn aangetroffen, en dat een herkeuring binnen 7 dagen moest plaatsvinden.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de boete terecht aan belanghebbende is opgelegd, welke vraag door de Inspecteur bevestigend en door belanghebbende ontkennend wordt beantwoord.
3.2.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de toepasselijke regelgeving duidelijk is en dat de daaraan door belanghebbende gegeven uitleg, op grond waarvan de door hem gemaakte rit moet worden beschouwd als een APK-keuringsrit, niet verdedigbaar is.
3.3.
Belanghebbende beroept zich erop dat, aangezien de APK-keuring een controle is, een voorcontrole nodig is. Het Hof begrijpt dit aldus, dat belanghebbende meent een verdedigbaar standpunt te hebben ingenomen, op grond waarvan de boete zou moeten komen te vervallen.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Nu vaststaat dat belanghebbende tijdens een voor de auto geldende schorsing gebruik heeft gemaakt van de weg, is de boete, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 37 van de Wet en artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in zoverre terecht opgelegd. In hoger beroep staat uitsluitend ter beoordeling of belanghebbendes standpunt verdedigbaar is.
4.2.
Van een verdedigbaar standpunt is sprake als het door belanghebbende ingenomen standpunt gebaseerd kan worden op een verdedigbare uitleg van het fiscale recht, in die zin dat belanghebbende bij het gebruik maken van de openbare weg tijdens de schorsing van het kenteken naar objectieve maatstaven gemeten redelijkerwijs kon en mocht menen dat deze uitleg juist was.
4.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 72, eerste lid, aanhef en onderdeel m, van de Wet wordt, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, vrijstelling van belasting verleend voor motorrijtuigen waarmee met het oog op een ingevolge hoofdstuk V van de Wegenverkeerswet 1994 te verrichten keuring van het motorrijtuig (de APK-keuring) tijdens een voor het motorrijtuig geldende schorsing gebruik van de weg wordt gemaakt op de dag waarop dat motorrijtuig naar aanleiding van de aanvraag van een keuringsbewijs aan een keuring wordt onderworpen. In artikel 22 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 wordt bepaald dat vrijstelling van belasting voor motorrijtuigen waarmee met het oog op een ingevolge hoofdstuk V van de Wegenverkeerswet 1994 te verrichten keuring van het motorrijtuig tijdens een voor het motorrijtuig geldende schorsing gebruik van de weg wordt gemaakt op de dag waarop dat motorrijtuig naar aanleiding van de aanvraag van een keuringsbewijs aan een keuring wordt onderworpen, wordt verleend indien bescheiden worden overgelegd waaruit blijkt dat het motorrijtuig op de desbetreffende dag aan een keuring zal worden onderworpen.
4.4.
Vaststaat dat belanghebbende ten tijde het gebruik van de openbare weg op 16 maart 2017 geen keuringsbewijs had aangevraagd op grond waarvan de auto op die datum aan een keuring zou worden onderworpen. Belanghebbende kon en mocht naar objectieve maatstaven gemeten redelijkerwijs niet menen dat de zojuist weergegeven toepasselijke regelgeving, waarin de aanvraag van een keuringsbewijs en het onderwerpen aan een keuring als vereisten voor de vrijstelling zijn opgenomen, in een geval als het onderhavige, waarin geen keuringsbewijs is aangevraagd en ook geen APK-keuring heeft plaatsgevonden, doch slechts een voorcontrole, niettemin leidt tot vrijstelling bij gebruik van de openbare weg tijdens een schorsing. Derhalve is te dezen geen sprake van een verdedigbaar standpunt, dat zou kunnen leiden tot het vervallen van de boete.
4.5.
Belanghebbende heeft niet gesteld dat sprake is van afwezigheid van alle schuld. Ook is niet gebleken van feiten en omstandigheden die zouden moeten leiden tot een vermindering van de boete.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– bevestigt de uitspraak op bezwaar.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, voorzitter, mr. G.B.A. Brummer en mr. R.R. van der Heide, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is op
28 mei 2019in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(J.H. Riethorst) (J.W. van Knobelsdorff)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 29 mei 2019
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.