In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 april 2018, waarin de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [a-straat] 53 te [Z], door de heffingsambtenaar van de gemeente Zeewolde op € 262.000 is vastgesteld. De waarde is vastgesteld op waardepeildatum 1 januari 2016 voor het kalenderjaar 2017, op basis van artikel 17 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Belanghebbende is van mening dat de waarde te hoog is vastgesteld en stelt dat de waarde € 242.000 moet zijn, onderbouwd met argumenten over achterstallig onderhoud en het ontbreken van onderzoek naar de staat van onderhoud van vergelijkingspanden.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 28 mei 2019 uitspraak gedaan in deze zaak. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar een taxatierapport heeft overgelegd, waarin de waarde van de woning is getaxeerd op € 262.000. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet lager is dan dit bedrag. Het Hof heeft de vergelijkingsobjecten beoordeeld en geconcludeerd dat de staat van onderhoud van de woning vergelijkbaar is met die van de geselecteerde vergelijkingspanden. Het Hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De beslissing is openbaar uitgesproken en belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.