Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezagskwesties van drie minderjarige kinderen na de echtscheiding van hun ouders. De moeder, die in hoger beroep ging, verzocht om het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen en het gezamenlijk gezag te handhaven. De vader, die het gezag over de kinderen uitoefende, verzocht om het gezag alleen aan hem toe te kennen. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen sinds januari 2016 bij de vader en zijn stiefmoeder wonen en dat deze situatie hen stabiliteit biedt. De moeder heeft herhaaldelijk de samenwerking met de gecertificeerde instelling (GI) en de vader geblokkeerd, wat heeft geleid tot een onwerkbare situatie voor de opvoeding van de kinderen. Het hof heeft de stiefmoeder als belanghebbende aangemerkt, omdat zij de kinderen al geruime tijd verzorgt en opvoedt. De wens van de kinderen om bij de moeder te wonen werd niet doorslaggevend geacht, omdat deze wens voortkwam uit loyaliteit aan de moeder. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland bekrachtigd, waarbij het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader is vastgesteld en het gezamenlijk gezag is beëindigd. De moeder's verzoeken om een bijzondere curator en andere zelfstandige verzoeken zijn afgewezen. De beslissing over de vakantie- en feestdagenregeling is wel aangepast, zodat de vader de kinderen op zaterdag om 10.00 uur bij de moeder brengt tijdens vakanties.