ECLI:NL:GHARL:2019:4498
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beslissing op vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 mei 2019 uitspraak gedaan op de vordering van de advocaat-generaal tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel. De veroordeelde, die op 23 april 2019 is aangehouden, had de bijzondere voorwaarden die aan haar voorwaardelijke straf waren verbonden niet nageleefd. De advocaat-generaal stelde dat de maatschappij beschermd moest worden tegen het grensoverschrijdend gedrag van de veroordeelde en dat een gesloten setting noodzakelijk was voor haar behandeling. De raadsman van de veroordeelde pleitte echter voor afwijzing van de vordering, stellende dat de incidenten die tot de terugmelding leidden niet volledig aan de veroordeelde te wijten waren en dat de behandeling in de huidige setting effectiever was voor haar ontwikkeling.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en de getuigen gehoord, waaronder de hoofdbehandelaar van de veroordeelde. Deze getuige sprak haar vertrouwen uit in de mogelijkheid van de veroordeelde om de bijzondere voorwaarden na te leven en benadrukte dat gedragsverandering tijd kost. Het hof concludeerde dat de incidenten niet het gedrag betroffen waarvoor de veroordeelde was bestraft en dat de behandeling in de huidige setting beter was voor haar ontwikkeling dan een PIJ-maatregel. Daarom heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal afgewezen, oordelend dat de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel voorbarig en disproportioneel was.