ECLI:NL:GHARL:2019:4472

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
200.247.531
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot informatieverstrekking door school met betrekking tot minderjarige en de toepassing van artikel 1:377c BW en AVG

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een moeder om informatie van de school van haar minderjarige kind. De moeder, die niet met het gezag over het kind is belast, verzocht de school om informatie over de leerprestaties en sociale contacten van haar kind, dat in mei 2012 de school had verlaten. De school weigerde deze informatie te verstrekken, met als argument dat de rapporten en andere persoonsgegevens van het kind inmiddels waren vernietigd conform de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin de verzoeken van de moeder waren afgewezen, bekrachtigd. Het hof oordeelde dat de door de moeder verzochte informatie niet kon worden aangemerkt als informatie in de zin van artikel 1:377c BW, met uitzondering van de leerprestaties, maar dat deze informatie niet meer beschikbaar was omdat de school de gegevens had vernietigd. Het hof heeft begrip voor de wens van de moeder om informatie te verkrijgen, maar concludeerde dat het verzoek niet kon worden ingewilligd omdat de school niet meer in staat was om de gevraagde informatie te verstrekken.

De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.247.531
(zaaknummer rechtbank Gelderland 332832)
beschikking van 23 mei 2019
inzake
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. V.T.E. Kuijpers te Capelle aan den IJssel,
en
de stichting
[stichting],
(nevenvestiging [basisschool] ),
statutair gevestigd te [plaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de school,
advocaat: mr. G.J. Spaans te Woerden.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
wonende in [land] ,
verder te noemen: de vader,
niet verschenen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 25 juni 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen ‘de bestreden beschikking’.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 24 september 2018;
- het verweerschrift (door de school genoemd: memorie van antwoord) met producties 1 en 2.
2.2
De hierna nader te noemen minderjarige [kind] is bij brief van de griffier van dit hof van 18 december 2018 in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 11 april 2019 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de school is [directeur] , directeur van de (basis)school, verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de raad voor de kinderbescherming is niemand verschenen.
De vader is met kennisgeving vooraf per email van 4 januari 2019 niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van het minderjarige kind:
[kind] (verder te noemen: [kind] ), geboren op [datum] te [plaats] , over wie de vader alleen het gezag uitoefent. De vader woont met [kind] in [land] .

4.De omvang van het geschil

4.1
[kind] heeft een lange periode tot mei 2012 onderwijs gevolgd op de school. Tussen de moeder en de school is in geschil de informatieverstrekking over [kind] door de school aan de moeder.
In de bestreden beschikking heeft de voorzieningenrechter zowel de verzoeken van
de moeder:
I. de school te veroordelen tot het aan de moeder verstrekken van de door haar verzochte informatie zoals in het verzoekschrift in eerste aanleg achter randnummer 10 is opgenomen, maar niet beperkt tot uitsluitend die verzochte informatie, over [kind] ;
II. te bepalen dat de school een dwangsom verbeurt van € 1.000,-, dan wel een bedrag zoals de rechtbank meent dat juist is, als de school in gebreke blijft om te voldoen aan het hierboven sub I. genoemde verzoek tot het verstrekken van informatie;
III. de school te veroordelen in de kosten van dat geding,
als de verzoeken van
de school:
  • om de moeder in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren dan wel haar verzoeken af te wijzen;
  • de moeder te veroordelen in de kosten van dat geding;
afgewezen, en zijn de proceskosten gecompenseerd.
4.2
De moeder is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 25 juni 2018. Zij verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende de school te veroordelen tot het aan haar verstrekken van de door haar uitdrukkelijk verzochte informatie over [kind] , zoals opgenomen in haar beroepschrift achter randnummer 2;
II de school te veroordelen in de kosten van dit geding.
4.3
De school voert verweer en verzoekt het hof - uitvoerbaar bij voorraad - de moeder in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de moeder in de kosten van het hoger beroep daaronder begrepen het salaris van de advocaat van de school.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Artikel 1:377c eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de niet met het gezag belaste ouder desgevraagd door derden die beroepshalve beschikken over informatie inzake belangrijke feiten en omstandigheden die de persoon van het kind of diens verzorging en opvoeding betreffen, daarvan op de hoogte wordt gesteld, tenzij die derde de informatie niet op gelijke wijze zou verschaffen aan degene die met het gezag over het kind is belast dan wel bij wie het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, of het belang van het kind zich tegen het verschaffen van informatie verzet. Indien de informatie is geweigerd, kan op grond van het tweede lid van voormeld artikel, de rechter op verzoek van de vorenbedoelde ouder bepalen dat de informatie op de door hem aan te geven wijze moet worden verstrekt. De rechter wijst het verzoek in ieder geval af, indien het belang van het kind zich tegen het verschaffen van de informatie verzet.
5.2
De moeder verzoekt de school achter randnummer 2 van haar hiervoor onder 4.2 vermeld beroepschrift de volgende informatie te verschaffen:
1. De moeder wil geïnformeerd worden met betrekking tot de leerprestaties van [kind] .
2. Hoe heeft [kind] de verschillende vakken beleefd?;
3. De moeder ontvangt graag foto’s en wil graag een persoonlijk gesprek met haar laatste docente om het met haar te hebben over hoe [kind] het deed op school;
4. Hoe is [kind] geweest in haar schoolperiode met betrekking tot sociale contacten? Waren er vriendjes, vriendinnetjes en wie waren dat?
5. Hoe was de houding van [kind] ten opzichte van de verschillende leerkrachten die zij door de jaren heen heeft meegemaakt?
6. Hoe is het afscheid gegaan van haar klasgenootjes op het moment dat [kind] door haar vader is meegenomen naar [land] ?
7. Hoe is deze vlucht van de vader van [kind] naar [land] in beeld geweest bij de school en hoe is er daar naar gehandeld door de school?;
8. Is aanvullend nog informatie te geven over [kind] die voor de moeder zeer welkom zou zijn?
5.3
Het hof kan zich vinden in de beslissing van de rechtbank en verwijst ter onderbouwing naar de motivering van de rechtbank in de bestreden beschikking, neemt deze na eigen onderzoek over en maakt deze tot de zijne. Het hof voegt daaraan het volgende toe.
5.4
Uitgangspunt is dat de school de door de moeder verzochte informatie slechts dient te verstrekken voor zover deze kan worden aangemerkt als informatie in de zin van artikel 1:377c BW. Het hof heeft begrip voor de wens van de moeder om informatie van de school te verkrijgen over haar dochter [kind] , waarmee zij, ondanks haar vele inspanningen, al vele jaren geen contact meer heeft. Hetgeen door de moeder is verzocht onder de punten 2 tot en met 8 kan naar het oordeel van het hof echter - mede gelet op de bestaande rechtspraak - niet worden aangemerkt als informatie inzake belangrijke feiten en omstandigheden die de persoon van het kind of diens verzorging en opvoeding betreffen in de zin van artikel 1:377c BW.
5.5
De door de moeder verzochte informatie over de leerprestaties van [kind] onder punt 1, waarmee de moeder kennelijk doelt op de rapporten van [kind] , kan - mede gelet op de bestaande rechtspraak - wèl worden aangemerkt als informatie in de zin van artikel 1:377c BW. Er doet zich echter een beletsel voor. De school heeft gesteld dat de rapporten van [kind] overeenkomstig het bepaalde in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) (voorheen Wet bescherming persoonsgegevens) twee jaar nadat zij de school heeft verlaten zijn vernietigd. Volgens de school zijn toen ook de overige gegevens (persoonsgegevens en administratie) van [kind] overeenkomstig de voorgeschreven termijnen vernietigd.
[kind] heeft de school in mei 2012 verlaten. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de moeder circa vier jaar geleden de school heeft benaderd met de vraag of zij informatie over [kind] zou kunnen krijgen. In de loop van 2016 heeft de moeder een formeel verzoek daartoe bij de school ingediend. Het hof stelt vast dat op het moment dat de moeder de school om informatie over [kind] heeft verzocht de toen geldende bewaartermijn voor de rapporten reeds was verstreken, zodat het de school niet valt te verwijten dat de rapporten van [kind] op het moment van het verzoek van de moeder al waren vernietigd.
Ook toen kon al niet meer worden voldaan aan het verzoek van de moeder betreffende de informatie over de leerprestaties van [kind] .
5.7
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep van de moeder tevergeefs is ingesteld. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.8
Het hof zal, gelet op de aard van de procedure, de proceskosten in hoger beroep compenseren zoals hierna zal worden vermeld.
Het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 25 juni 2018;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, A. Smeeïng-van Hees en I.G.M.Th. Weijers-van der Marck, bijgestaan door de griffier, en is op 23 mei 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.