Uitspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
22 januari 2019
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/kantoor Utrecht(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 januari 2019, gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 april 2018. De zaak betreft aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2013, alsmede de daarbij genomen beschikkingen inzake belastingrente en boete. De belanghebbende, aangeduid als [X] [Z], heeft in hoger beroep de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Utrecht, aangevochten. De inspecteur had gesteld dat de vereiste aangifte niet was gedaan en dat de bewijslast omgekeerd en verzwaard moest worden. Het Hof oordeelt echter dat de verschuldigde IB/PVV van € 810 op zichzelf niet aanzienlijk is en dat de primaire stelling van de inspecteur niet slaagt. Tijdens de zitting op 17 januari 2019 zijn partijen tot een compromis gekomen, waarbij de verschuldigde IB/PVV is vastgesteld op € 810 en de boete op € 200. Het Hof heeft de aanslag Zvw vastgesteld op € 350 en de proceskosten aan de zijde van de belanghebbende vastgesteld op € 1.024. De uitspraak van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent de proceskostenvergoeding en het griffierecht. De inspecteur is veroordeeld in de proceskosten en moet het door de belanghebbende betaalde griffierecht in hoger beroep vergoeden.