Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 95,- opgelegd ter zake van “parkeren op parkeergelegenheid, terwijl voertuig niet tot aangegeven categorie of groep voertuigen behoorde”, welke gedraging zou zijn verricht op 26 mei 2018 om 19:39 uur op de Zwolscheweg te Elburg met het voertuig met het kenteken [YY-000-Y] .
2. De betrokkene is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter en voert hiertoe een aantal gronden aan. Zo is de pleeglocatie niet juist, omdat hij niet aan de Zwolscheweg heeft geparkeerd, betreft 't Schootsveld een gratis parkeerterrein waar ook andere personenauto's stonden geparkeerd en blijkt uit de foto's in het dossier niet dat het voertuig van de betrokkene verkeerd geparkeerd stond. De foto's waarop het bord "autobussen en vrachtwagens" is te zien, heeft geen betrekking op de locatie waar het voertuig van de betrokkene stond geparkeerd. Het andere bord dat er stond, was bovendien kort na een bocht onder een boom geplaatst en daarom niet goed zichtbaar. De betrokkene heeft na het parkeren van zijn voertuig enkel de achterkant van dit bord waargenomen.
3. De onderhavige gedraging, met feitcode R397D, ziet op een overtreding van artikel 24, eerste lid aanhef en onder d, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990):
1. De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren:
d. op een parkeergelegenheid:
1°. voor zover zijn voertuig niet behoort tot de op het bord of op het onderbord aangegeven voertuigcategorie of groep voertuigen.
4. Een parkeergelegenheid alleen bestemd voor de voertuigcategorie of groep voertuigen die op het bord is aangegeven, wordt ingevolge hoofdstuk E van bijlage I van het RVV 1990 aangeduid met bord E8.
5. In artikel 24, vierde lid, van het RVV 1990 is het volgende opgenomen:
"Indien een parkeergelegenheid, aangeduid met een van de verkeersborden E4 tot en met E10, E12 of E13 van bijlage I, is voorzien van parkeervakken, mag slechts in die vakken worden geparkeerd."
6. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
7. In het zaakoverzicht is een verklaring opgenomen van de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd. Deze verklaring houdt in:
"Ik, verbalisant, zag dat dit voertuig geparkeerd stond op een parkeergelegenheid terwijl blijkens de aanduiding op het bord (bord E8, RVV 1990) dit voertuig niet behoort tot de aangegeven categorie of groep voertuigen. Ik zag namelijk dat dit voertuig geparkeerd stond op een parkeerstrook voor autobussen en vrachtwagens.
Opmerking verbalisant: De parkeerstrook is voorzien van duidelijke belijning en bebording."
8. Namens de advocaat-generaal zijn in hoger beroep meerdere stukken overgelegd. Deze stukken betreffen het brondocument met foto's van de gedraging alsmede enkele uitdraaien van Google Streetview van mei 2018 waarop (een gedeelte van) 't Schootsveld te zien is.
9. Het hof stelt op basis van de uitdraaien van Google Streetview vast dat 't Schootsveld is gelegen aan de Zwolscheweg in Elburg. Nu de betrokkene erkent dat zijn voertuig op
't Schootsveld stond, is de door de ambtenaar genoteerde pleeglocatie juist.
10. Uit hetgeen de betrokkene ter zitting naar voren heeft gebracht, in combinatie met de uitdraaien van Google Streetview, stelt het hof vast dat 't Schootsveld bestaat uit een drietal parkeerterreinen. Bij betreding van 't Schootsveld passeert men allereerst een bord E8 met een tweetal onderborden waarop, respectievelijk, een autobus en een vrachtwagen staan. Kort na het passeren van dit bord is rechts een groot parkeerterrein gesitueerd, aangeduid middels bebording E4, waarop meerdere parkeervakken zijn aangebracht. De doorlopende weg - een eenrichtingsweg - is gesplitst in twee gedeelten, rechts de rijbaan en links een middels witte belijning aangebracht doorlopend parkeervak. Uiteindelijk volgt een U-bocht waarna beide weggedeelten ongewijzigd worden voortgezet en die uiteindelijk uitkomen op de uitgang van 't Schootsveld. Ook na de U-bocht is rechts de rijbaan en links een middels witte lijnen omheind groot, doorlopend parkeervak. Kort na deze bocht, in het midden van de middenberm, is eenzelfde bord E8 geplaatst. Direct na de bocht bevindt zich rechts een groot parkeerterrein aangeduid middels borden E4 waarop meerdere parkeervakken zijn ingericht. Ter zitting van het hof is vast komen te staan dat het voertuig van de betrokkene stond geparkeerd in het grote, middels witte lijnen aangeduide, doorlopende parkeervak net na de U-bocht richting de uitgang van 't Schootsveld.
11. Gelet op het verweer van de betrokkene ziet het hof zich voor de vraag gesteld of de betrokkene zijn voertuig daar mocht parkeren of dat deze parkeerplaats enkel bestemd was voor autobussen en vrachtwagens. Hiertoe is van belang om vast te stellen dat de parkeerplaats waar het voertuig van de betrokkene stond, was onderworpen aan de werking van bord E8.
12. Het hof is van oordeel dat dit het geval is en overweegt hiertoe als volgt. Uit artikel 24 van het RVV 1990 volgt - voor zover hier van belang - dat bord E8 een parkeergelegenheid aanduidt waarop meerdere parkeervakken kunnen zijn gesitueerd. Bij betreding van 't Schootsveld passeert men het bord E8. Dit is door de betrokkene ook niet betwist. Uit de hiervoor omschreven inrichting van 't Schootsveld volgt dat dit bord ziet op het volledige parkeerterrein in het midden, dat wil zeggen de parkeergelegenheid gelegen tussen de twee parkeergelegenheden aangeduid middels bebording E4. Deze parkeergelegenheid bestaat, zoals reeds vastgesteld, uit een doorlopende rijbaan rechts en een doorlopend parkeervak links. Het parkeervak waar het voertuig van de betrokkene stond geparkeerd, is onderdeel van deze parkeergelegenheid en daarmee onderworpen aan de werking van het bord E8 dat bij de ingang van het terrein staat.
13. Dit houdt in dat de betrokkene zijn voertuig heeft geparkeerd op een parkeergelegenheid, terwijl zijn voertuig niet behoort tot de aangegeven voertuigcategorie. Daarmee staat vast dat hij heeft gehandeld in strijd met artikel 24, eerste lid aanhef en onder d, van het RVV 1990 en dat de gedraging is verricht.
14. De wegbeheerder heeft kennelijk aanleiding gezien om het bord E8 kort na de bocht te herhalen. Dit doet echter niet af aan het feit dat de desbetreffende parkeergelegenheid reeds middels het bij de ingang geplaatste bord E8 was onderworpen aan het verbod van artikel 24, eerste lid aanhef en onder d, van het RVV 1990. Dat dit herhalingsbord volgens de betrokkene op een onhandige plek is geplaatst en vanwege begroeiing daaromheen niet duidelijk zichtbaar was, is dan ook - wat hier verder ook van zij - niet relevant. Overigens kan uit het verweer van de betrokkene worden afgeleid dat hij het bord na het parkeren van zijn voertuig wel degelijk heeft gezien, maar daarop geen acht (meer) heeft geslagen. In dit licht is het relevant om op te merken dat van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat hij oplettend is op de aanwezige bebording en dat hij, eventueel na het uitstappen, de nodige moeite doet om zich ervan te vergewissen of parkeren op de gekozen parkeerplaats is toegestaan. Dit heeft de betrokkene nagelaten. Dat ook andere personenauto's zich schuldig hebben gemaakt aan de onder 1. omschreven gedraging, doet aan het voorgaande niet af en geeft evenmin aanleiding tot het achterwege laten van de sanctie.
15. De verweren van de betrokkene treffen geen doel. De kantonrechter heeft een juiste beslissing genomen door het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond te verklaren. Deze beslissing wordt dan ook bevestigd.