In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de Gemeente Veendam voor vermeende onjuiste of onvolledige informatie over bodemverontreiniging die aan appellanten is verstrekt. Appellanten, een echtpaar dat eigenaar is van een perceel grond in Veendam, hebben in 2006 informatie opgevraagd bij de Gemeente over de aanwezigheid van bodemverontreiniging op hun perceel. De Gemeente heeft hen meegedeeld dat er geen bodemonderzoeken bekend waren en dat er geen ondergrondse tank aanwezig was. In 2008 ontving het echtpaar een brief van de Gemeente waarin werd aangegeven dat hun perceel als potentieel verontreinigd kon worden aangemerkt, wat leidde tot verdere onderzoeken en uiteindelijk tot de conclusie dat er sprake was van ernstige bodemverontreiniging.
Appellanten hebben de Gemeente in 2015 aansprakelijk gesteld voor de schade die zij lijden als gevolg van de vermeende onjuiste informatie. De rechtbank Noord-Nederland heeft in eerste aanleg de vorderingen van appellanten toegewezen, maar de Gemeente heeft in verzet gevorderd dat het vonnis wordt vernietigd. De rechtbank heeft het verstekvonnis vernietigd en de vorderingen van appellanten afgewezen, met als argument dat de Gemeente niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat de vordering was verjaard.
In hoger beroep heeft het hof de grieven van appellanten verworpen. Het hof oordeelde dat de Gemeente, gezien de beperkte vraagstelling van appellanten en de beschikbare informatie, niet onrechtmatig heeft gehandeld. Bovendien werd geoordeeld dat de verjaringstermijn was gaan lopen na de brief van 2008, waardoor de vordering in 2015 al was verjaard. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde appellanten in de kosten van het hoger beroep.