Uitspraak
1.[appellant1] ,
[appellant1],
Nieland BV.,
[appellanten] c.s.,
[geïntimeerde],
1.1. Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
1.3 Vervolgens is arrest bepaald op de overgelegde processtukken.
2.2. De verdere bespreking van de grieven
a. € 371.236,- (exclusief rente) aan [appellanten] c.s., op basis van een door accountant [C] AA (hierna: [C] ) opgesteld "Totaaloverzicht r/c verhouding [appellant1] / [geïntimeerde] "
(hierna: het totaaloverzicht);
b. € 165.000,- aan [appellant1] vanwege het door [geïntimeerde] verschuldigde aandeel in de "BTW Landhuysen";
c. € 18.750,- aan [appellant1] vanwege te betalen kosten voor de afhandeling van vennootschappen;
d. € 91.658,- aan [appellant1] vanwege overeengekomen rentes over een aantal posten waarvan de hoofdsom is meegenomen in het door [C] opgestelde totaaloverzicht;
e. € 47.660,21 aan [appellant1] vanwege door [appellant1] ook ten behoeve van [geïntimeerde] in de jaren 2008 tot en met 2010 gedane betalingen aan crediteuren;
f. € 14.000,- aan [appellant1] vanwege de liquidatiekosten van een aantal projectvennootschappen;
g. de contractuele rente, subsidiair de wettelijke handelsrente, meer subsidiair de wettelijke rente over de vorderingen onder a. tot en met f.
Volgens [appellanten] c.s. hebben [appellant1] en [geïntimeerde] op 2 juli 2008 afgesproken dat per
1 oktober 2008 een verrekening zou plaatsvinden. [geïntimeerde] heeft toen een handgeschreven overzicht opgesteld, dat door hem en [appellant1] is ondertekend. Dat overzicht is later door [appellant1] uitgewerkt en ook deze versie is door beide partijen ondertekend. In het uitgewerkte overzicht is, in overleg tussen partijen, een betaaldatum van 31 december 2008 vermeld.
Toen [geïntimeerde] niet betaalde, hebben [appellant1] en [geïntimeerde] de zaak voorgelegd aan [C] , hun gezamenlijke accountant, met het verzoek om de afrekening uit te werken. [C] heeft daarop het totaaloverzicht opgesteld, aldus [appellant1] .
"
[geïntimeerde] heeft de door [C] AA in het totaaloverzicht opgenomen posten niet in detail besproken. Hij heeft betoogd dat geen rekening is gehouden met de juridische status van de vorderingen tussen de diverse vennootschappen. Naar aanleiding van dat betoog heeft het hof de hiervoor vermelde vragen gesteld.Daarnaast heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat [C] AA zijn werk niet heeft afgerond. Voor zover die stelling betrekking heeft op de verrekening van de in het totaaloverzicht vermelde “assets” is die stelling juist. Het hof komt daar hierna op terug. Voor zover de stelling betrekking heeft op niet in het overzicht genoemde projecten waarvan ook nog verrekening dient plaats te vinden, heeft [geïntimeerde] de stelling dat [C] AA zijn werk niet heeft afgerond onvoldoende onderbouwd. Als van dergelijke projecten sprake is (geweest), had het op de weg van [geïntimeerde] gelegen aan te geven welke projecten het betreft. Voor zover [geïntimeerde] met zijn betoog dat [C] AA zijn werkzaamheden nog niet heeft afgerond ook de posten ter discussie wil stellen, waarvan [C] AA in zijn totaaloverzicht, en de uitwerking daarvan, heeft aangegeven dat daarover tussen partijen geen verschil van mening bestaat, heeft [geïntimeerde] dat betoog onvoldoende onderbouwd. [geïntimeerde] heeft niet gesteld welke posten door [C] ten onrechte als niet ter discussie staand tussen partijen heeft aangemerkt. Dat had, nu niet in geschil is dat [C] AA het totaaloverzicht in opdracht van beide partijen heeft opgesteld en hij om het totaaloverzicht op te kunnen stellen ook informatie heeft ingewonnen bij beide partijen en met beide heeft overlegd, wel voor de hand gelegen. Het hof zal er dan ook van uitgaan dat de in het totaaloverzicht in de kolom “ [geïntimeerde] ” vermelde bedragen, voor zover deze betrekking hebben op [geïntimeerde] , en niet op Veenhuijsen Beheer, in de rekening-courantverhouding tussen [appellanten] c.s. en [geïntimeerde] betrokken dienen te worden, indien er vanuit kan worden gegaan dat de afwikkeling van de diverse projecten in privé dient te geschieden."
In rov. 2.2 van het tussenarrest van 16 oktober 2018 heeft het hof overwogen niet terug te komen op dit oordeel en heeft het het beroep van [geïntimeerde] op dwaling, als tardief gedaan, buiten beschouwing gelaten.
heeft deze verklaring van [C] niet weersproken.
“
Door [C] is maandenlang (tot aan december 2010) energie en tijd gestoken in het opstellen van een financieel overzicht van alle lopende projecten en financiele transacties tussen de diverse internationale vennootschappen van partijen.[C] bemiddelde, voerde met ieder van partijen afzonderlijke gesprekken en controleerde telkens bij elk van partijen of zij akkoord waren met diverse deelaspecten op zijn lijst. De kosten van [C] werden 50-50 door [geïntimeerde] en [appellant1] betaald.(…)[C] was op 95% van zijn werkzaamheden c.q. overzicht en had enkel nog een laatste vraag gesteld aan de beide heren. Vanaf dat moment haakte [appellant1] af en liet hij beslagen leggen.”
[geïntimeerde]aan
[appellanten] c.s.[cursivering hof] exclusief rente”.
Bij gelegenheid van de comparitie van partijen van 17 april 2019 heeft [C] verklaard dat het door hem gemaakte onderscheid in vorderingen van en op [appellant1] en [geïntimeerde] of hun vennootschappen heeft gebaseerd op de administratie van partijen, onder meer op hun belastingaangiftes. Hij heeft ook verklaard dat partijen geen commentaar hebben geleverd op deze rubricering.
Partijen hebben deze verklaring van [C] ter comparitie niet weersproken.
In het licht hiervan hebben [appellanten] c.s. onvoldoende onderbouwd dat [geïntimeerde] en Veenhuijsen B.V. moeten worden vereenzelvigd, net als [appellant1] en Nieland B.V. Het hof merkt daarbij op dat het voor de omvang van de vordering op [geïntimeerde] niets uitmaakt, omdat in het totaaloverzicht niet alleen een vordering van [appellant1] op Veenhuijsen B.V. begrepen is (die niet toewijsbaar is jegens [geïntimeerde] ), maar ook een (hogere) vordering van Veenhuijsen B.V. op Nieland B.V., die door [geïntimeerde] nu niet verrekend kan worden met vorderingen van [appellant1] of Nieland B.V. op hem.
Het hof stelt vast dat [geïntimeerde] daarmee niet heeft weersproken dat het overzicht door hem is opgesteld. Uit het overzicht blijkt dat [geïntimeerde] meende dat de afwikkeling van het project Goldbergsingel resulteerde in een vordering van € 77.287,50 van hem in privé (in het overzicht wordt melding gemaakt van een bedrag “te voldoen aan veenhuysen/verrekenen met openstaande schuif van [geïntimeerde] ”) op [appellant1] in privé. Bovendien heeft hij ermee ingestemd dat de afwikkeling van het project Goldbergsingel in het totaaloverzicht werd meegenomen in de post “overige verrekeningen en winstdelingen”. De stelling van [geïntimeerde] dat hij niet weet of partijen dit project op basis van het overzicht hebben afgewikkeld, is niet overtuigend. Door het in het overzicht genoemde eindbedrag in de afrekening te betrekken, wikkelen partijen het project af overeenkomstig het (door [geïntimeerde] zelf opgestelde) overzicht.
Het hof gaat dan ook ten aanzien van de afwikkeling van het project Goldbergsingel uit van een bedrag van € 77.287,50. Het neemt daarbij ook in aanmerking dat [geïntimeerde] , hoewel hij daartoe meermalen de gelegenheid heeft gehad, het door hem genoemde bedrag van
€ 104.000,- niet heeft onderbouwd. Nog steeds is onduidelijk hoe het bedrag is opgebouwd, hoe het zich verhoudt tot het hiervoor besproken overzicht en of het alleen betrekking heeft op de Goldbergsingel of ook op een of meer andere projecten.
€ 83.872,- heeft hij helemaal niets opgemerkt. [geïntimeerde] heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat hij in verband met door hem (mede) ten behoeve van [appellant1] gedane betalingen een bedrag van € 144.154,- in plaats van € 22.826,- van [appellant1] te vorderen heeft.
€ 364.736,- als vordering van [appellant1] op [geïntimeerde] . Ten aanzien van deze vordering geldt dat die is gebaseerd op de afrekening van een aantal door partijen gezamenlijk gedane projecten, waarvan gesteld noch gebleken is dat de daaruit voortvloeiende vordering niet opeisbaar is.
“
Daarnaast bracht de heer [geïntimeerde] in dat er nog gezamenlijke bezittingen (zie Assets) verrekend moeten worden. Aangezien er geen enkele overeenstemming en niet voldoende informatie was over deze posten heb ik die niet verder onderzocht.”
Volgens hem zijn zij wel als projectleider bij de beoogde renovatie van het schip betrokken geweest en hebben zij met de gedachte gespeeld te participeren in het project, maar hebben ze nooit geld gestoken in het project. [geïntimeerde] heeft niet duidelijk gemaakt welke rol hij en [appellant1] in het project hebben gespeeld, wanneer zij een rol hebben gespeeld, via welke vennootschap(pen) en welke bedragen ze in het project hebben geïnvesteerd. In het licht van het gedetailleerde verweer van [appellant1] heeft hij zijn stelling dat hij en [appellant1] samen hebben geparticipeerd in het project Sirius en dat er in het kader van dit project tussen hen moet worden afgerekend onvoldoende onderbouwd.
heeft bestreden dat hij en [geïntimeerde] (middellijk) de aandelen in Global Investment Corporation in handen hadden. Hij heeft ook bestreden dat [geïntimeerde] in het project Kamay heeft geparticipeerd of geïnvesteerd.
Dit alles betekent echter niet dat de gegrondheid van het op het project Kamay gebaseerde verrekeningsverweer van [appellant1] eenvoudig is vast te stellen. Het kan zijn dat [appellant1] uiteindelijk betreffende dit project nog een vordering op [geïntimeerde] heeft, maar om die vordering te kunnen vaststellen moet duidelijk zijn hoeveel [geïntimeerde] in het project heeft geïnvesteerd – daarover heeft hij niets gesteld -, en wat de waarde van het project is. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat er nog niets is gebouwd; het betreft een stuk land dat braak ligt. [geïntimeerde] heeft dat laatste niet weerlegd.
De slotsom is dat een eventuele (tegen)vordering van [geïntimeerde] betreffende het project Kamay processueel illiquide is.
€ 91.658,87. Bij die berekening is ook rekening gehouden met bedragen die [geïntimeerde] van [appellant1] te vorderen heeft.
[geïntimeerde] heeft bestreden dat partijen de verschuldigdheid van rente over de projecten zijn overeengekomen. Voor zover [appellant1] c.s. zich op de handgeschreven en de uitgewerkte versie van de op 2 juli 2008 gemaakte afspraken beroepen, stelt [geïntimeerde] dat aan deze stukken geen bewijskracht toekomt omdat hij de handtekening onder deze stukken betwist.
“
50.000,- klap erop183.000,- Juuk Elhorst66.000,-Deli
254.000,- S.C.”In de uitwerking worden deze bedragen gespecificeerd, waarbij voor de genoemde projecten een onderscheid wordt gemaakt tussen hoofdsom en rente.
Voor ‘klap erop” wordt een bedrag in hoofdsom van 50.000 gehanteerd en de rente tot 2008 wordt op pm gesteld.
Voor “Juuk /Elhorst is het totaalbedrag 182.747 waarvan 144.750 de hoofdsom betreft en twee rentebedragen worden vermeld, 17370 (tot 2006) en 20627 (2006 tot en met 2008).
Het project “S.C.” heet in de uitwerking “Salina Serca” en leidt tot een vordering van 254.000, waarvan 54.000 aan rente.
Vastgesteld kan worden dat de totaalbedragen in de uitwerking overeenkomen met de bedragen die [geïntimeerde] in het handgeschreven stuk heeft gekoppeld aan de desbetreffende projecten, zij het dat de bedragen in het handgeschreven stuk zijn afgerond.
Het hof stelt vast dat in het totaaloverzicht van “Juuk/Elhorst”en “S.C.” alleen de hoofdsommen zijn opgenomen. Van ‘klap erop” is een bedrag van € 48.451,- opgenomen.
Het project “Deli” komt in het totaaloverzicht terug met bedragen van € 28.800,- (op [geïntimeerde] ) en € 4.542,- (op Veenhuijsen B.V.).
€ 55.800,-, waar in het totaaloverzicht met een vordering in hoofdsom van € 28.800,- wordt gerekend. Uitgaande van de methodiek die [appellanten] c.s., in het voordeel van [appellant1] , hebben toegepast bij de door [appellant1] aan [geïntimeerde] verschuldigde rente voor een van de projecten (waar de aanvankelijk overeengekomen rente werd ‘gekort’ naar rato van de verhouding tussen de aanvankelijk bepaalde hoofdsom en de in het totaaloverzicht meegenomen hoofdsom), komt het hof uit op een rente van 28.800/55.800 x € 10.044,- = € 5.184,-, derhalve € 4.860,- minder. De vordering is dan ook toewijsbaar tot een bedrag van
€ 86.798,87.
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd tegen deze vordering. Volgens hem is onduidelijk waarom hij in privé aansprakelijk zou zijn voor kosten van vennootschappen, waarin hij geen enkel belang meer heeft. Onduidelijk is of de vennootschappen nog baten hebben en de kosten niet zelf kunnen voldoen, aldus [geïntimeerde] , die erop wijst dat de vordering ook niet is onderbouwd.
In rov. 2.21 van zijn arrest van 19 juli 2016 heeft het hof [appellanten] c.s. in de gelegenheid gesteld de vordering nader te onderbouwen door betalingsbewijzen in het geding te brengen en door, gelet op het verweer van [geïntimeerde] , een toelichting te geven op de juridische grondslag van de vordering.
De vordering is onvoldoende onderbouwd.
De primaire vordering is dan ook niet toewijsbaar.
1 januari 2009. het hof merkt in dit verband op dat indien niet van deze datum als uiterste betalingsdatum zou zijn uitgegaan op grond van artikel 6:119 lid 2 onder b BW een eerdere ingangsdatum op zijn plaats zou zijn geweest.
€ 86.798,87 = € 451.534,87 en van Nieland B.V. tot een bedrag van € 6.500,-, in beide gevallen vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2009. De grieven slagen
in zoverre en falen voor zover zij ertoe strekken dat een hoger bedrag dient te worden toegewezen.
Aan bewijslevering komt het hof, gelet op wat hiervoor is overwogen, niet toe.
3.3. De beslissing
voor het geding in eerste aanleg in conventie op € 3.308,89 aan verschotten en op
€ 6.450,- voor geliquideerde kosten van de advocaat;
voor het geding in hoger beroep op € 5.034,43 aan verschotten en op € 30.407,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;