Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
[B] , in haar hoedanigheid van bijzondere curator over [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de beslissingen over het gezag en de hoofdverblijfplaats van drie minderjarige kinderen na de echtscheiding van hun ouders. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen eerdere beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de moeder met het eenhoofdig gezag over de kinderen is belast en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder is vastgesteld. De vader heeft in zijn hoger beroep verzocht om het gezamenlijk gezag in stand te houden en de hoofdverblijfplaats van de jongste minderjarige bij hem te bepalen.
Het hof heeft de eerdere beschikkingen van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat de zorgen van de vader over de veiligheid van de kinderen bij de moeder niet voldoende zijn onderbouwd. De bijzondere curator heeft in haar rapportages geadviseerd om het eenhoofdig gezag bij de moeder te laten, gezien de huidige situatie van de kinderen en de hulpverlening die zij ontvangen. Het hof heeft vastgesteld dat de vader sinds eind 2017 geen contact meer heeft gehad met de kinderen en dat er onvoldoende communicatie is tussen de vader en de moeder, wat de situatie van de kinderen negatief beïnvloedt.
Uiteindelijk heeft het hof de verzoeken van de vader afgewezen en de eerdere beschikkingen van de rechtbank bekrachtigd. Het hof benadrukt het belang van samenwerking tussen de vader en de GI om de banden met de kinderen te herstellen en positieve ontwikkelingen te bevorderen. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de continuïteit van hun zorg en ondersteuning voorop staat.