ECLI:NL:GHARL:2019:4333

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
21 mei 2019
Zaaknummer
200.229.655
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verbetering van de geboorteakte en erkenning van een kind in het kader van een traditioneel huwelijk in Somalië

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot verbetering van de geboorteakte van een kind, dat is erkend door [erkenner]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft een traditioneel huwelijk gesloten in Somalië met [echtgenoot], die inmiddels is overleden. De juridische vraag die voorligt is wie de juridische vader van het kind is, en of de erkenning door [erkenner] geldig is, gezien het huwelijk van de moeder met [echtgenoot].

Het hof verwijst naar eerdere tussenbeschikkingen en het verloop van het geding, waarbij het hof heeft vastgesteld dat er geen officiële documenten uit Somalië beschikbaar zijn die het huwelijk van de moeder en het overlijden van haar echtgenoot bevestigen. De moeder heeft echter in verschillende verklaringen aangegeven dat zij met [echtgenoot] is getrouwd en dat hij is overleden. Het hof heeft de verklaringen van de moeder in haar eerste en latere gehoor bij de IND in overweging genomen, evenals de informatie die door de gemeente is verstrekt.

Na zorgvuldige afweging van de beschikbare informatie en verklaringen, concludeert het hof dat er onvoldoende bewijs is dat de akte van erkenning onvolledig of onjuist is. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland en wijst het verzoek van het OM tot doorhaling van de erkenning en wijziging van de geboorteakte af. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.229.655
(zaaknummer rechtbank Gelderland 318996)
beschikking van 21 mei 2019
inzake
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.J. Verwers te Wageningen,
en
de advocaat-generaal in het ressortsparket Arnhem-Leeuwarden
(eerder abusievelijk aangeduid als officier van justitie
in het arrondissement Oost-Nederland),
gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: het OM.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 5 februari 2019 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een faxbericht van mr. Verwers van 15 februari 2019 met productie;
- een brief van de gemeente [gemeente] (hierna: de gemeente) van 28 februari 2019.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikkingen van respectievelijk 6 december 2018 en 5 februari 2019, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
Het gaat in deze zaak om wie de juridische vader is van [kind] , de op [datum] 2014 geboren dochter van de vrouw. Is dat [erkenner] (hierna: [erkenner] ), die bij akte van 27 juni 2014 het toen nog ongeboren kind heeft erkend en bij akte van 19 december 2014 als erkenner is aangemerkt of is dat [echtgenoot] (hierna: [echtgenoot] ), met wie de moeder op [datum] in Somalië op de traditionele, niet gedocumenteerde, wijze zou zijn getrouwd. Als komt vast te staan dat de vrouw en [echtgenoot] getrouwd zijn en [echtgenoot] in 2014 in leven was, is erkenning door [erkenner] niet mogelijk en moet de akte van 19 december 2014 worden aangepast.
2.3
Vast staat dat geen officiële stukken uit Somalië beschikbaar zijn waaruit kan blijken van het huwelijk van de moeder in Somalië en van het overlijden van haar echtgenoot in Somalië. Er kan dus alleen maar worden uitgegaan van de verklaringen van de moeder. Zij heeft in haar eerste gehoor bij de IND op 27 april 2010 verklaard dat zij op [datum] 2009 gehuwd is met [echtgenoot] . De moeder heeft in dat gehoor voorts verklaard dat zij in september 2009 alleen, dus zonder haar echtgenoot en zoon, uit Somalië is vertrokken en dat zij op 8 april 2010 in Nederland is aangekomen. In het rapport van nader gehoor van 14 september 2010 verklaart de moeder dat zij van haar stiefvader heeft gehoord dat haar echtgenoot is overleden op de [plaats] , dat zij dat afgelopen augustus (het hof begrijpt: 2010) kreeg te horen en dat haar man toen al twee weken geleden was overleden. Tijdens de mondelinge behandeling van 18 september 2018 heeft de moeder nogmaals aangevoerd dat de man met wie zij een traditioneel huwelijk had gesloten, is overleden. Naar aanleiding van de door het hof gegeven tussenbeschikking van 6 december 2018 heeft zij in de akte nadere uitlating in hoger beroep van 3 januari 2019 verklaard dat zij rechtstreeks van haar schoonzus heeft vernomen dat haar echtgenoot op [datum] is overleden op de [plaats] .
2.4
Verder staat vast dat op 27 juni 2014 een akte van erkenning ongeboren vrucht is
opgemaakt en in de akte is te lezen “dat de vrouw die zwanger is” de moeder is en dat de erkenner [erkenner] (verder: [erkenner] ) is. Op [datum] 2014 is uit de moeder [kind] is geboren. In de latere vermelding betreffende erkenning, opgemaakt op 19 december 2014, is te lezen dat [kind] is erkend door [erkenner] en dat wordt gekozen voor de geslachtsnaam [erkenner] .
2.5
In de brief van de gemeente van 28 februari 2019 staat dat tijdens de procedure in eerste aanleg het rapport van nader gehoor van 14 september 2010 niet bij de beoordeling is betrokken. Volgens de gemeente werpt dit rapport een ander licht op de zaak, zij het dat de informatie in dit rapport niet geheel strookt met de informatie zoals vermeld in de akte nadere uitlating van 3 januari 2019. De gemeente, en naar het hof aanneemt het OM, laat de beslissing met betrekking tot de betrouwbaarheid van de kennisgeving van overlijden over aan het hof omdat het overlijden uit de tweede hand is vernomen.
2.6
De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat het huwelijk van de moeder bij binnenkomst in Nederland niet in de Basisregistratie Personen (BRP) is ingeschreven en dat de moeder bij de gemeente ook geen verklaring onder ede heeft afgelegd over haar traditioneel gesloten huwelijk.
2.7
Het hof is van oordeel dat het nader gehoor van 14 september 2010 inderdaad een ander licht op de zaak werpt. De moeder verklaart in dat gehoor over het overlijden van haar echtgenoot dat op [datum] heeft plaatsgevonden, dat wil zeggen na het eerste gehoor. Het enkele feit dat de moeder het overlijden van haar echtgenoot uit de tweede hand heeft vernomen, is onvoldoende om aan deze verklaring voorbij te gaan en meer waarde toe te kennen aan de verklaring van de moeder in het eerste gehoor van 27 april 2010 dat zij is getrouwd. Het hof begrijpt de akte van 3 januari 2019 aldus dat de moeder (inmiddels) ook uit een andere bron heeft vernomen dat [echtgenoot] in 2010 in Somalië is overleden en meer weet van de omstandigheden waarin dat is gebeurd. Deze drie verklaringen spreken elkaar niet noodzakelijkerwijs tegen: de vrouw heeft op 27 april 2014 verklaard dat zij was getrouwd, op 14 september 2014 meegedeeld dat haar echtgenoot was overleden en later - toen van de zijde van het OM werd aangevoerd dat de informatie over de dood van [echtgenoot] niet uit de eerste hand verkregen was - nadere informatie verstrekt over de omstandigheden waaronder [echtgenoot] is overleden.
2.8
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de akte latere vermelding betreffende erkenning, opgemaakt op 19 december 2014, onvolledig is of misslagen bevat en daarom aangepast zou moeten worden. Het OM heeft geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd om als vaststaand aan te nemen dat de moeder in 2014 nog was gehuwd of dat er een andere reden is waarom deze akte onvolledig of onjuist zou zijn. Het hof zal de bestreden beschikking daarom vernietigen en beslissen als hierna zal worden vermeld.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem,
van 4 mei 2017,
en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van het OM tot doorhaling van de latere vermelding betreffende erkenning van [kind] door [erkenner] en tot verbetering dan wel wijziging van de geboorteakte betreffende [kind] alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, E.B. Knottnerus en
J.U.M. van der Werff, bijgestaan door mr. M. Ligtenberg-Vastenholt als griffier, en is op
21 mei 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.