In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting (MRB) en een verzuimboete van 100% die aan de belanghebbende was opgelegd. De belanghebbende, eigenaar van een Mercedes Benz 500 SE met een geschorst kenteken, had zijn auto geparkeerd op een talud naast een onverharde weg. De Belastingdienst had een controle uitgevoerd en vastgesteld dat de auto op een plek stond die als openbare weg kon worden aangemerkt, wat leidde tot de naheffingsaanslag en de boete.
De belanghebbende betwistte de rechtmatigheid van de naheffingsaanslag en de boete, stellende dat de plek waar zijn auto stond geen deel uitmaakte van de openbare weg. Hij voerde aan dat eerdere uitspraken van de rechter hem het vertrouwen hadden gegeven dat hij zijn auto daar mocht parkeren. Het Hof oordeelde echter dat de plek feitelijk voor het openbaar verkeer openstond, aangezien er geen afsluiting of bebording was die het parkeren door derden verbood. De naheffingsaanslag werd daarom terecht opgelegd.
Het Hof verwierp ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat de belanghebbende zijn stelling niet feitelijk had onderbouwd. De verzuimboete werd als passend en geboden beschouwd, ondanks de financiële situatie van de belanghebbende. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.