ECLI:NL:GHARL:2019:4242

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 mei 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
200.251.848
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder op basis van gewichtige redenen in het kader van de bescherming van een belanghebbende met ernstige dementie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van een bewindvoerder. De zaak betreft [verzoeker], die als bewindvoerder was aangesteld over de goederen van [belanghebbende], die lijdt aan ernstige dementie en 24 uur per dag zorg en toezicht nodig heeft. De kantonrechter had eerder besloten om [verzoeker] te ontslaan als bewindvoerder en [bewindvoerderskantoor] aan te stellen als opvolgend bewindvoerder.

[verzoeker] ging in hoger beroep tegen deze beslissing, met de stelling dat de kantonrechter ten onrechte gewichtige redenen had aangenomen voor zijn ontslag. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij onder andere de mondelinge behandeling op 16 april 2019 plaatsvond. Tijdens deze behandeling is [verzoeker] verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Openbaar Ministerie niet aanwezig was.

Het hof heeft de argumenten van [verzoeker] en de betrokken partijen, waaronder Veilig Thuis, overwogen. Het hof concludeert dat de kantonrechter op goede gronden heeft beslist. De omstandigheden rondom de zorg voor [belanghebbende] en de mogelijke frustratie van het mentorschap door [verzoeker] zijn doorslaggevend geweest. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter, waarmee het ontslag van [verzoeker] als bewindvoerder wordt gehandhaafd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.251.848
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 7176364 en 7176442)
beschikking van 16 mei 2019
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. G. Boot te Bilthoven,
en
het Openbaar Ministerie,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: het Openbaar Ministerie,
en
Stichting Veilig Thuis Utrecht,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: Veilig Thuis,
gevestigd te Utrecht.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: [belanghebbende] ,
en
[bewindvoerderskantoor],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
opvolgend bewindvoerder, verder te noemen: [bewindvoerderskantoor]

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 30 augustus 2018 en 21 september 2018, uitgesproken onder voormelde zaaknummers (de beschikking van 21 september 2018 hierna ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 december 2018;
- brieven van mr. Boot, ingekomen op 16 januari 2019 en op 28 maart 2019, ter completering van het procesdossier in eerste aanleg, en
- een journaalbericht van mr. Boot van 5 april 2019, met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 16 april 2019 plaatsgevonden. [verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Ook zijn verschenen [medewerker Veilig Thuis] namens Veilig Thuis en [mentor] (mentor) en [bewindvoerder] (bewindvoerder) namens [bewindvoerderskantoor] Aan mr. Bolte is bijzondere toegang verleend de besloten mondelinge behandeling bij te wonen.
Het Openbaar Ministerie is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De kantonrechter heeft bij beschikking van 16 november 2016 een bewind in de zin van artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingesteld over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan [belanghebbende] , omdat voldoende aannemelijk is geworden dat [belanghebbende] als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand (tijdelijk of duurzaam) niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. De kantonrechter heeft in die beschikking [verzoeker] tot bewindvoerder benoemd.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 30 augustus 2018, heeft de Officier van Justitie van het arrondissementsparket Midden-Nederland verzocht de goederen van [belanghebbende] onder bewind te stellen en een bewindvoerder en mentor te benoemen, met benoeming van [x] tot bewindvoerder en mentor. Uit de bestreden beschikking blijkt dat de kantonrechter het verzoek van de Officier van Justitie heeft gelezen als een verzoek tot ontslag van [verzoeker] als bewindvoerder en benoeming van [bewindvoerderskantoor] tot opvolgend bewindvoerder.
3.3
Bij tussenbeschikking van 30 augustus 2018 heeft de kantonrechter met onmiddellijke ingang tot nader order [verzoeker] als bewindvoerder geschorst, [bewindvoerderskantoor] benoemd tot tijdelijk bewindvoerder, een mentorschap ingesteld voor de duur van drie maanden en [bewindvoerderskantoor] benoemd tot mentor en iedere verdere beslissing aangehouden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kantonrechter [verzoeker] met ingang van 21 september 2018 ontslagen als bewindvoerder en [bewindvoerderskantoor] met ingang van 21 september 2018 benoemd tot bewindvoerder en met ingang van 30 november 2018 tot mentor.
4.2
[verzoeker] is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking, voor zover het de beslissing tot zijn ontslag als bewindvoerder betreft. [verzoeker] verzoekt de bestreden beschikking (in zoverre) te vernietigen en hem alsnog tot bewindvoerder te benoemen.
4.3
Veilig Thuis voert verweer en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 2 BW wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder, de rechthebbende of het openbaar ministerie dan wel ambtshalve. In dit hoger beroep is de vraag aan de orde of er gewichtige redenen zijn om [verzoeker] (ambtshalve) ontslag te verlenen.
5.2
Het hof is op grond van de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling naar voren is gekomen van oordeel dat de kantonrechter op goede gronden en op juiste wijze heeft beslist. Het hof neemt dit oordeel over en maakt dit tot de zijne. Hierbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
[belanghebbende] verblijft in een verpleeghuis op een gesloten geriatrische afdeling op basis van een opname volgens artikel 60 Bopz (Wet bijzondere opneming psychiatrische ziekenhuizen), met een CIZ indicatiebesluit. [belanghebbende] heeft ten gevolge van ernstige dementie 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht nodig voor haar eigen veiligheid en die van anderen. [verzoeker] is het pertinent oneens met die plaatsing en zijn visie hierop is een andere dan die van de behandelaars. Nu gelet hierop [verzoeker] als bewindvoerder de uitvoering van het mentorschap zou kunnen frustreren omdat aan de keuzes van de mentor soms financiële gevolgen verbonden zijn, is het nodig dat er een professionele bewindvoerder wordt benoemd. Het hof is van oordeel dat hierin de gewichtige redenen voor ontslag van [verzoeker] als de bewindvoerder zijn gelegen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 21 september 2018, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, M.J. Stolwerk en G. van de Beek, bijgestaan door mr. M. Vodegel als griffier, en is op 16 mei 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.