Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[geïntimeerde 2],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van de werkgever, [geïntimeerde 1], voor de schade die de werknemer, [appellant], heeft geleden tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden. De werknemer was ten val gekomen terwijl hij in opdracht van de werkgever laadwerkzaamheden verrichtte in Dordrecht, wat resulteerde in een gebroken pols. De werknemer stelde dat de werkgever niet aan haar zorgplicht had voldaan zoals vastgelegd in artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het hof oordeelde dat de werkgever tekort was geschoten in haar zorgplicht, omdat zij onvoldoende instructies had gegeven over het veilig omgaan met de zeilen van de trailer onder stormachtige omstandigheden. De werkgever had aangevoerd dat zij aan haar zorgplicht had voldaan, maar het hof oordeelde dat de werkgever niet had aangetoond dat zij de nodige veiligheidsmaatregelen had getroffen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de werkgever tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding aan de werknemer, evenals de kosten van de procedure. De zaak werd verwezen naar de schadestaatprocedure voor verdere afhandeling van de schade.