In deze zaak gaat het om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, [kind], die onder toezicht is gesteld en sinds 20 juli 2016 uithuisgeplaatst is. De moeder van [kind] is in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, die op 14 december 2018 een machtiging voor gesloten jeugdhulp heeft verleend. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp voor [kind] af te wijzen. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om bekrachtiging van de eerdere beschikking.
De procedure bij de rechtbank en het hof wordt uitvoerig besproken, waarbij de betrokken partijen, waaronder de moeder, de William Schrikker Stichting en de advocaat van [kind], aan bod komen. Het hof heeft de Raad voor Rechtsbijstand ingeschakeld voor de toevoeging van een advocaat voor [kind]. Tijdens de zitting op 16 april 2019 zijn de moeder en de advocaat van [kind] verschenen, terwijl de vader en de raad zich afmeldden.
Het hof concludeert dat de kinderrechter terecht heeft geoordeeld dat de machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk is. [kind] vertoont al jaren gedragsproblemen en heeft een omgeving nodig die structuur, veiligheid en nabijheid biedt. De ouders kunnen deze omgeving niet bieden, en de huidige situatie bij de [instelling] is positief voor [kind]. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter en wijst het verzoek van de moeder af, waarbij de proceskosten worden gecompenseerd.