ECLI:NL:GHARL:2019:4147

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
14 mei 2019
Zaaknummer
200.256.556
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp; beoordeling van de noodzaak en de omstandigheden rondom de jeugdzorg voor een minderjarige

In deze zaak gaat het om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, [kind], die onder toezicht is gesteld en sinds 20 juli 2016 uithuisgeplaatst is. De moeder van [kind] is in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, die op 14 december 2018 een machtiging voor gesloten jeugdhulp heeft verleend. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp voor [kind] af te wijzen. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om bekrachtiging van de eerdere beschikking.

De procedure bij de rechtbank en het hof wordt uitvoerig besproken, waarbij de betrokken partijen, waaronder de moeder, de William Schrikker Stichting en de advocaat van [kind], aan bod komen. Het hof heeft de Raad voor Rechtsbijstand ingeschakeld voor de toevoeging van een advocaat voor [kind]. Tijdens de zitting op 16 april 2019 zijn de moeder en de advocaat van [kind] verschenen, terwijl de vader en de raad zich afmeldden.

Het hof concludeert dat de kinderrechter terecht heeft geoordeeld dat de machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk is. [kind] vertoont al jaren gedragsproblemen en heeft een omgeving nodig die structuur, veiligheid en nabijheid biedt. De ouders kunnen deze omgeving niet bieden, en de huidige situatie bij de [instelling] is positief voor [kind]. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter en wijst het verzoek van de moeder af, waarbij de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.256.556
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 471575)
beschikking van 14 mei 2019
inzake
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N. Aydogan-Kütük,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
en
[kind] ,
verblijvende bij [instelling ] ,
verder te noemen: [kind] ,
advocaat: mr. P.F. Emmelot te Nieuwegein.

1.De procedure bij de rechtbank

In de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 14 december 2018 (verder: de bestreden beschikking) staat wat er in de procedure bij de rechtbank allemaal is gebeurd.

2.De procedure bij het hof

2.1
In het dossier van het hof zitten de volgende stukken:
  • het beroepschrift met bijlagen, ontvangen op 14 maart 2019;
  • het verweerschrift van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming &
Jeugdreclassering;
- een journaalbericht van mr. N. Aydogan-Kütük van 1 april 2019 met bijlage.
2.2
Het hof heeft de Raad voor Rechtsbijstand te ’s- Hertogenbosch op 28 maart 2019 ambtshalve last gegeven tot toevoeging van mr. P.F. Emmelot als advocaat aan [kind] .
2.3
De zitting was op 16 april 2019. De moeder is verschenen met haar advocaat. [kind] is vertegenwoordigd door zijn advocaat. Namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering was [medewerker William Schrikker St.] aanwezig. De raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) en [de vader] (verder: de vader) hebben zich afgemeld voor de zitting.

3.De voorgeschiedenis

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [kind] , geboren op [datum] 2008 te [plaats] . De moeder is belast met het gezag over [kind] .
3.2
Op 20 januari 2009 is [kind] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling daarna steeds is verlengd. De huidige ondertoezichtstelling loopt tot 20 juli 2019.
3.3
[kind] is sinds 20 juli 2016 uithuisgeplaatst, eerst bij de vader zonder gezag, en vanaf 30 december 2016 in een crisispleeggezin. Vanaf 2017 hebben meerdere overplaatsingen plaatsgevonden naar andere pleeggezinnen en naar [instelling 2] en sinds 12 juli 2018 was [kind] bij de [instelling 3] opgenomen.
3.4
Bij beschikking van 5 december 2018 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 5 december 2018 voor de duur van vier weken, te weten tot 2 januari 2019, en het verzoek voor het overige aangehouden.

4.Waar het nu over gaat

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland met ingang van 14 december 2018 tot uiterlijk 14 juni 2019 een machtiging gesloten jeugdhulp verleend.
4.2
Sinds 7 december 2018 verblijft [kind] bij de [instelling ] te Rotterdam .
4.3
De moeder is het niet eens met de beschikking van 14 december 2018. Zij wil dat [kind] weer bij haar komt wonen en verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp voor [kind] alsnog af te wijzen, kosten rechtens.
4.4
De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering voert verweer en verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De redenen voor de beslissing

Wat in de wet staat
5.1
In artikel 6.1.2 lid 1 van de Jeugdwet (verder: Jw) staat dat de kinderrechter op verzoek een machtiging kan verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te laten opnemen en te laten verblijven. Een machtiging kan volgens artikel 6.1.2 lid 2 Jw alleen maar worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.2
In artikel 6.1.2 lid 3 Jw staat dat voor een jeugdige die nog geen achttien jaar is, een machtiging bovendien alleen maar kan worden verleend, indien:
de jeugdige onder toezicht is gesteld,
de voogdij over de jeugdige berust bij een gecertificeerde instelling, of
degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
5.3
In artikel 6.1.2 lid 5 Jw staat dat een machtiging verder slechts kan worden verleend indien het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft, of de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert of de voogdij uitoefent, heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is. Het verzoek behoeft volgens artikel 6.1.2 lid 6 Jw instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
5.4
Volgens artikel 6.1.10 lid 1 Jw hoort de kinderrechter voordat hij een machtiging verleent de jeugdige, degene die het gezag over de minderjarige uitoefent en degene die de jeugdige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt (tenzij de kinderrechter vaststelt dat een persoon niet bereid is zich te doen horen) alsmede de verzoeker en, in gevallen als bedoeld in artikel 6.1.7 Jw, de jeugdhulpaanbieder.
5.5
De beschikking is volgens artikel 6.1.12 lid 1 Jw bij voorraad uitvoerbaar. In het tweede lid van dit artikel staat dat de kinderrechter de geldigheidsduur van de machtiging bepaalt op ten hoogste één jaar.
Wat het hof ervan vindt
5.6
Het hof vindt dat de kinderrechter een juiste beslissing heeft genomen en het hof sluit zich, na eigen onderzoek aan bij de motivering en het oordeel van de kinderrechter in de bestreden beschikking. Het hof voegt hier nog het volgende aan toe.
[kind] laat al jaren veel dezelfde gedragsproblemen zien binnen de verschillende opvoedingssituaties. Binnen [instelling 3] waren de gedragsproblemen van [kind] dermate groot dat zij hem niet meer konden bieden wat hij in eerste instantie nodig heeft, namelijk veiligheid. [kind] kon onvoldoende begrensd worden in zijn gedrag. Hij creëerde allerlei onveilige situaties voor zichzelf en anderen. [kind] is gebaat bij een opvoedingsomgeving die hem structuur, duidelijkheid, voorspelbaarheid, veiligheid en nabijheid kan bieden.
De ouders kunnen dit niet bieden. Ook een open setting kan dit niet bieden. Hoewel de moeder een verklaring van haar psychiater heeft ingediend waaruit blijkt dat het beter met haar gaat, blijkt hieruit nog niet dat zij over de opvoedvaardigheden beschikt die [kind] nodig heeft om de ontwikkelingsbedreiging waarvan bij hem sprake is, weg te nemen.
5.7
De advocaat heeft namens [kind] ter zitting verteld dat [kind] is opgeleefd sinds hij in de [instelling ] verblijft. De moeder uit zorgen over de gezondheid van [kind] . [kind] , die klein van stuk is, krijgt inmiddels volle producten te eten en hij sport regelmatig. Hij is volgens zijn advocaat en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering fysiek in orde. [kind] vindt het fijn om zijn ouders te zien, maar hij heeft nu geen wens om terug te keren naar zijn vader of zijn moeder. [kind] voelt zich thuis bij de [instelling ] en hij ontwikkelt zich goed. Hij kan goed omgaan met de kinderen in de groep en ook met de leiding.
De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering heeft ter zitting verteld dat het zo goed gaat met [kind] dat hij in mei 2019 wordt overgeplaatst naar een groep met meer vrijheden. Hij staat nog op de wachtlijst voor een diagnostisch onderzoek binnen de [instelling ] . Daarbij zal de ontwikkeling en problematiek van [kind] verder worden onderzocht. Er is inzicht nodig welke behandeling en welke woonplek passend zal zijn voor [kind] . Voor de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering is duidelijk dat de toekomst van [kind] niet ligt bij de moeder, maar waarschijnlijk in een gespecialiseerd gezinshuis. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering heeft inmiddels een verzoek tot een gezagsbeëindigende maatregel ingediend bij de rechtbank.
5.8
Het hof acht de machtiging gesloten jeugdzorg van [kind] nodig zodat hij zich verder positief kan ontwikkelen en de benodigde structuur, veiligheid, onderzoeken en hulpverlening krijgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland,
locatie Utrecht, van 14 december 2018;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, C.J. Laurentius-Kooter en
R. Krijger, en is op 14 mei 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.