Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan
Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht BghU(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de waardevaststelling van onroerende zaken onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, [X] [Z], had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 15 juni 2017, waarin de waarden van verschillende onroerende zaken waren vastgesteld. De heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht had de waarden per waardepeildatum 1 januari 2015 vastgesteld. De rechtbank had in eerste instantie de waarde van de [a-straat] 87 BS verlaagd, maar de overige waarden ongegrond verklaard. Tijdens de zitting bij het Hof op 21 december 2018 werd duidelijk dat de waarden van de [a-straat] 87, [a-straat] 87 BS, [d-straat] 12 en [e-straat] 66 in geschil waren. Het Hof oordeelde dat de taxatierapporten van de heffingsambtenaar in beginsel steun boden voor de verdedigde waarden, maar dat de heffingsambtenaar niet voldoende had aangetoond dat de waarde van de [d-straat] 12 niet te laag was vastgesteld. Het Hof heeft de waarde van de [d-straat] 12 uiteindelijk vastgesteld op € 230.000, terwijl de andere waarden zijn bevestigd. De heffingsambtenaar werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die in totaal € 1.024 bedroegen.