In deze ontnemingsprocedure heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de veroordeelde, geboren in 1968, die in eerste aanleg was veroordeeld voor het houden van een groter aantal kippen dan toegestaan. De economische politierechter had op 4 december 2017 een beslissing genomen waarbij een bedrag van € 119.620,- werd vastgesteld als wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting op 24 april 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die het bedrag van € 119.620,- handhaafde en een verplichting tot betaling aan de Staat vorderde. De veroordeelde voerde aan dat zijn bedrijf in de jaren 2014 en 2015 geen voordeel had genoten, maar juist verliezen had geleden. Het hof heeft dit verweer verworpen, oordelend dat de ontnemingsprocedure is neergelegd in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en dat deze procedure niet in strijd is met het EVRM.
Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde financieel voordeel heeft genoten door niet te voldoen aan wettelijke verplichtingen, wat heeft geleid tot besparingen. De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op een proces-verbaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Uiteindelijk heeft het hof de verplichting tot betaling aan de Staat op nihil gesteld, gezien de financiële situatie van de veroordeelde, die niet in staat is om het geschatte bedrag terug te betalen. Het hof heeft de eerdere beslissing vernietigd en opnieuw recht gedaan.