ECLI:NL:GHARL:2019:4091

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
13 mei 2019
Zaaknummer
21-004660-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekenbaarheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal ten laste gelegde feiten, waaronder bedreiging met een fileermes, vernieling van een auto, en wederrechtelijk binnentreden in een woning. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte tegen de vrijspraak van één van de ten laste gelegde feiten niet-ontvankelijk verklaard. Voor de overige feiten heeft het hof de bewezenverklaring van bedreiging, vernieling en wederrechtelijk binnentreden bevestigd, maar heeft het de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit ontslag is gebaseerd op de conclusie van deskundigen dat de verdachte ten tijde van de feiten lijdt aan een ziekelijke stoornis, waardoor de feiten hem niet kunnen worden toegerekend. Het hof heeft daarnaast de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar opgelegd, gezien het verhoogde recidiverisico en de noodzaak voor behandeling. De beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de rapporten van psychologen en psychiaters, die de ernst van de situatie van de verdachte onderstreepten. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004660-18
Uitspraak d.d.: 8 mei 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 7 augustus 2018 met parketnummer
16-660193-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] in het jaar 1970,
wonende te [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in de PI Rijnmond - Hoogvliet Stadsgev. R'dam te Hoogvliet Rotterdam.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot
  • niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in het door hem ingestelde hoger beroep, voor zover dat gericht is tegen de vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het onder 1, 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde, ontslag van alle rechtsvervolging ter zake van deze feiten en plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van maximaal 1 jaar.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.N. de Bruijn, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
Het vonnis waarvan beroep
Verdachte is bij het hiervoor genoemde vonnis ter zake van het onder 3 ten laste gelegde vrijgesproken, ter zake van het onder 1, 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde ontslagen van alle rechtsvervolging en aan verdachte is de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 jaar opgelegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover in hoger beroep van belang, ten laste gelegd dat:
1:
hij, op of omstreeks 22 november 2017, te [plaats 1] , althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte dreigend met een (fileer)mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, luid schreeuwend op die [slachtoffer 1] afgelopen en/of heeft hij een (fileer)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, getoond en/of voorgehouden aan die [slachtoffer 1] en/of met dat (fileer)mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 1] gewezen en/of gestoken;
2:
hij, op of omstreeks 22 november 2017, te [plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4:
hij, op of omstreeks 22 november 2017, te [plaats 1] , althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (fileer)mes in de richting van die [slachtoffer 2] gegooid;
5:
hij, op of omstreeks 15 februari 2018, te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur van een woning (gelegen aan de [adres 2] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
6:
hij, op of omstreeks 15 februari 2018, te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij [slachtoffer 3] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, en/of wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van of vanwege die [slachtoffer 3] aanstonds heeft verwijderd;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op 22 november 2017 te [plaats 1] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte dreigend met een fileermes luid schreeuwend op die [slachtoffer 1] afgelopen en heeft hij met dat fileermes in de richting van die [slachtoffer 1] gestoken;
2:
hij op 22 november 2017 te [plaats 1] opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft beschadigd;
4:
hij op 22 november 2017 te [plaats 1] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een fileermes in de richting van die [slachtoffer 2] gegooid;
5:
hij op 15 februari 2018 te [plaats 2] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur van een woning (gelegen aan de [adres 2] , toebehorende aan [bedrijf] , heeft vernield;
6:
hij op 15 februari 2018 te [plaats 2] wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij [slachtoffer 3] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Strafbaarheid van de verdachte

Met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte heeft het hof gelet op:
  • een rapport van 4 maart 2018/11 april 2018, opgemaakt door V. Bon, arts in opleiding tot psychiater en C. Veldman, psychiater.
  • een rapport van 19 april 2018, opgemaakt door T. ’t Hoen, Gz-psycholoog.
De rapporteurs adviseren, indien de feiten worden bewezen, het ten laste gelegde niet aan verdachte toe te rekenen en, hem te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Het hof verenigt zich met het advies, neemt dit over en maakt dit tot de zijne. Het hof merkt hierbij op dat de advocaat-generaal en de raadsvrouw ter zitting van het hof hebben verklaard er mee in te kunnen stemmen dat het hof gebruik maakt van deze rapporten, ondanks de leeftijd daarvan.
Namens verdachte is bepleit dat de feiten verdachte wèl kunnen worden toegerekend en dat er geen plaats is voor een ontslag van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zelf verwijtbaar de hand heeft gehad in de totstandkoming van de psychose ten tijde van het ten laste gelegde omdat verdachte buiten de epilepsieaanvallen een goede zelfcontrole heeft en besef en enig inzicht heeft in zijn stoornis en het gebruik van zijn medicijnen, waarbij de gevolgen van het niet innemen van zijn medicatie voor verdachte redelijkerwijs waren te voorzien. Verdachte heeft zich bewust in de situatie gebracht die de deskundigen kwalificeren als niet toerekenbaarheid, aldus de raadsvrouw.
Naar het oordeel van het hof brengt de door de raadsvrouw geschetste omstandigheid niet mee, dat verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde niet volledig ontoerekeningsvatbaar was. Het verweer wordt daarom verworpen.
Het onder 1, 2, 4, 5 en 6 bewezen en strafbaar verklaarde kan verdachte derhalve niet worden toegerekend. Het hof zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

Oplegging van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis

De hiervoor genoemde rapporteurs alsmede de reclasseringsmedewerker [naam] in zijn rapport van 16 mei 2018 hebben zich eveneens uitgelaten over het gevaar voor herhaling en, daarmee samenhangend, de in deze zaak meest geëigende strafrechtelijke afdoening. Zij stellen zich op het standpunt dat de kans op recidive in verhoogde mate aanwezig is op basis van verdachtes voorgeschiedenis. Daaruit blijkt dat verdachte weliswaar enig ziektebesef heeft, maar dat dit een beperkt ziekte-inzicht betreft, dat verdachte het belang van een goede instelling op medicatie onvoldoende onderkent en niet therapietrouw is. De gedragsdeskundigen rapporteren dat het recidiverisico afneemt als verdachte adequaat is ingesteld op een anti-epilepticum en zich houdt aan de adviezen van de neuroloog.
Met betrekking tot het kader waarbinnen behandeling van verdachte zou moeten plaatsvinden hebben rapporteurs plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis geadviseerd.
De rechtbank heeft dit advies gevolgd en aan verdachte de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opgelegd. De vordering van de advocaat-generaal is gelijkluidend. De verdediging verzet zich tegen de oplegging van deze maatregel.
Nu er ten tijde van het begaan van het bewezen verklaarde bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en verdachte als gevaarlijk voor anderen kan worden beschouwd, acht het hof behandeling van verdachte conform het daartoe strekkende advies van de hiervoor aangehaalde gedragsdeskundigen noodzakelijk. Het hof zal daarom aan verdachte aan verdachte de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opleggen voor de duur van een jaar.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 37, 63, 138, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van
1 (één) jaar.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 8 mei 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.