ECLI:NL:GHARL:2019:4062

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
200.249.636
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot voorlopige plaatsopneming en bezichtiging van verpachte gronden en gebouwen

In deze zaak gaat het om een verzoek van de appellanten, eigenaren van een landgoed, om een bevel tot voorlopige plaatsopneming en bezichtiging van de hoeve die verpacht is aan de verweerders. De appellanten stellen dat de verweerder sub 1 tekortschiet in zijn verplichtingen uit de pachtovereenkomst, door zonder toestemming grond te storten en een professionele camping te exploiteren. De pachtkamer van de rechtbank Limburg heeft het verzoek in eerste aanleg afgewezen, omdat het niet aan de wettelijke vereisten zou voldoen. De appellanten zijn in hoger beroep gegaan en hebben hun verzoek nader geconcretiseerd, waarbij zij de tekortkomingen van de verweerder sub 1 hebben uiteengezet. Het hof oordeelt dat de appellanten voldoende hebben aangetoond dat hun verzoek aan de wettelijke vereisten voldoet en dat er geen sprake is van misbruik van recht. Het hof vernietigt de beschikking van de pachtkamer en wijst het verzoek tot voorlopige plaatsopneming en bezichtiging toe. De pachtkamer van de rechtbank Limburg zal de bezichtiging uitvoeren en de verweerders worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.249.636
(zaaknummer rechtbank Limburg 7101259)
beschikking van de pachtkamer van 7 mei 2019
inzake

1.[appellante sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[appellante sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[appellante sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[appellante sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[appellant sub],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. D.M.H.M. van Dijk,
appellanten,
tegen:

1.[verweerder sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. Th.J.H.M. Linssen,
2.
[verweerder sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
verweerders.
Appellanten zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als [appellanten]
Verweerders zullen gezamenlijk worden aangeduid als [verweerders] en afzonderlijk als [verweerder sub 1] , respectievelijk [verweerder sub 2] .

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van 9 oktober 2018 die de pachtkamer in de rechtbank Limburg, locatie Roermond, tussen [appellanten] en [verweerders] heeft gegeven.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen bij het hof op 9 november 2018, zijn [appellanten] in hoger beroep gekomen van de onder 1. vermelde beschikking. Zij hebben daarbij één grief tegen de bestreden beschikking aangevoerd en toegelicht en producties in het geding gebracht. Zij hebben verzocht dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en, opnieuw beschikkende, de door [verweerders] gepachte gebouwen en gronden, voor zover bij [verweerder sub 1] in gebruik, zal bezichtigen bij wijze van voorlopige plaatsopneming op een door het hof te bepalen datum en tijdstip, met veroordeling van [verweerder sub 1] in de kosten van deze procedure in beide instanties.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen bij het hof op 4 januari 2019, heeft [verweerder sub 1] verweer gevoerd. Hij heeft verzocht dat het hof de door [appellanten] bestreden beschikking van 9 oktober 2018 zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van het hoger beroep.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 maart 2019.
Mr. van Dijk voornoemd heeft voorafgaand aan de zitting bij brief van 8 maart 2018 aan [verweerders] en het hof de producties a. tot en met h. gezonden. Aan mr. Van Dijk is akte verleend van het in het geding brengen van die producties, waarna mr. Linssen daarop, mede aan de hand van door hem ter zitting getoond en overgelegd fotomateriaal, heeft kunnen reageren.
2.4
Vervolgens heeft het hof beschikking bepaald op heden.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.4 van de bestreden beschikking.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1
Het gaat in deze zaak, kort samengevat, om het volgende. [appellanten] zijn eigenaars van het landgoed [naam landgoed] met een oppervlakte van ruim 100 hectare, gelegen in de gemeenten [gemeente] . De op het landgoed gelegen hoeve [naam hoeve] , omvattende een boerderijwoning met bedrijfsgebouwen en percelen landbouwgrond, is verpacht aan [verweerders] . [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] exploiteren daarop ieder een eigen bedrijf, waarbij zij ieder ongeveer de helft van de hoeve gebruiken. Op het door hem in gebruik zijnde gedeelte van het gepachte exploiteert [verweerder sub 1] ook een boerderijcamping.
4.2
[appellanten] hebben in het inleidende verzoekschrift verzocht om een bevel tot een voorlopige plaatsopneming en bezichtiging van de hoeve en de percelen die door [verweerder sub 1] worden gebruikt. Daaraan hebben zij ten grondslag gelegd dat [verweerder sub 1] ernstig tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de pachtovereenkomst, omdat hij zonder voorafgaande toestemming grond heeft laten storten op het gepachte en zonder toestemming een professionele camping op het gepachte exploiteert, terwijl de wijze van gebruik van het gepachte ook te wensen overlaat.
[verweerder sub 1] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.3
In de bestreden beschikking is het verzoek afgewezen. De pachtkamer heeft daartoe redengevend geacht dat het verzoek niet aan de wettelijke vereisten voldoet, omdat het summier is en in algemene bewoordingen is gesteld.
4.4
[appellanten] voeren in hoger beroep aan dat de pachtkamer daarmee zwaardere eisen aan de inhoud van het verzoek stelt dan op grond van de wet voorgeschreven is. Zij hebben toegelicht dat zij voornemens zijn om ontbinding van de pachtovereenkomst te vorderen, indien de bevindingen na bezichtiging daartoe aanleiding geven.
4.5
Bij de beoordeling van het verzoek van [appellanten] geldt het volgende wettelijke kader. Op grond van artikel 202 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een belanghebbende een voorlopige plaatsopneming en bezichtiging worden bevolen. In het verzoekschrift moeten de aard en het beloop van de vordering worden vermeld, de zaak die in ogenschouw moet worden genomen en de naam en de woonplaats van de wederpartij.
Aan deze, beperkte, wettelijke vereisten is door [appellanten] voldaan.
4.6
Verder stelt het hof voorop dat een voorlopige plaatsopneming en bezichtiging er naar haar aard toe strekt, evenals dat het geval is bij een voorlopig deskundigenbericht of een voorlopig getuigenverhoor, de verzoekende partijen de gelegenheid te bieden vooraf opheldering te verkrijgen en bewijs te verschaffen omtrent de (hen wellicht nog niet precies bekende) feiten en omstandigheden, zulks teneinde hen in staat te stellen hun positie beter te beoordelen en aldus beter te kunnen inschatten of het raadzaam is een procedure te beginnen of voort te zetten. Met die strekking verdraagt zich niet dat aan de rechter die heeft te oordelen over het verzoek een dergelijke plaatsopneming en bezichtiging te gelasten, een discretionaire bevoegdheid toekomt. De voorlopige plaatsopneming en bezichtiging moet daarom in beginsel gelast worden, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten en omstandigheden betreft die met de voorlopige plaatsopneming en bezichtiging verduidelijkt en/of bewezen kunnen worden. Dit is slechts anders indien de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen misbruik wordt gemaakt - bijvoorbeeld omdat verzoekers wegens onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot het uitoefenen van die bevoegdheid kunnen worden toegelaten - of dat het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.
4.7
[appellanten] hebben in hoger beroep nader geconcretiseerd welke tekortkomingen van [verweerder sub 1] zij graag willen laten opnemen door de pachtkamer tijdens een voorlopige plaatsopneming en bezichtiging. Het gaat daarbij om diverse onderhoudsverplichtingen waarin [verweerder sub 1] volgens [appellanten] tekortschiet, een zonder toestemming aangebrachte uitbreiding van de camping en de plaatsing van een badhuis daarop, en het (laten) storten van verontreinigde grond op de door [verweerder sub 1] gepachte cultuurgrond. [appellanten] hebben er daarbij op gewezen dat [verweerder sub 1] de deurwaarder, de rentmeester en een aanwezige fotograaf expliciet de toegang heeft ontzegd.
Aldus hebben [appellanten] voldoende concreet naar voren gebracht waartoe de voorlopige plaatsopneming en bezichtiging dient, terwijl de te bezichtigen feiten en omstandigheden de pachtkamer inzicht kunnen geven in de, in een eventuele door [appellanten] aanhangig te maken procedure, voorliggende vraag of die feiten en omstandigheden ontbinding van de pachtovereenkomst rechtvaardigen.
Met de, door [verweerder sub 1] onvoldoende weersproken, omstandigheid dat aan door [appellanten] ingeschakelde derden niet vrijwillig toegang is verschaft om het gepachte te keuren, is tevens het belang van [appellanten] bij de verzochte plaatsopneming en bezichtiging gegeven.
4.8
[verweerder sub 1] heeft de door [appellanten] gestelde tekortkomingen weliswaar betwist, maar hij gaat er daarbij aan voorbij dat de verzochte plaatsopneming en bezichtiging juist als doel heeft om deze gestelde tekortkomingen nader te (laten) aanschouwen. Een inhoudelijk oordeel over deze tekortkomingen ligt thans nog niet ter beoordeling voor, maar zal moeten worden gegeven in een eventuele door [appellanten] aanhangig te maken ontbindingsprodedure.
Daarnaast heeft [verweerder sub 1] aangevoerd dat het verzoek moet worden afgewezen vanwege strijdigheid met de goede procesorde en/of misbruik van recht. Volgens [verweerder sub 1] heeft het door [appellanten] gedane verzoek enkel ten doel een zogenaamde “fishing expedition” op te zetten om bewijs te vergaren om tot ontbinding van de pachtovereenkomst te komen.
De enkele omstandigheid dat [appellanten] met de verzochte voorlopige plaatsopneming en bezichtiging nader inzicht wensen in hun bewijspositie met het oog op een eventueel tegen [verweerders] te entameren ontbindingsprocedure, betekent echter nog niet dat [appellanten] daarmee misbruik van recht maken, dan wel dat het door hen ingediende verzoek in strijd met de goede procesorde is. Het doel van een voorlopige plaatsopneming is immers juist om meer duidelijkheid te verkrijgen over de, voor de in te stellen vordering van belang zijnde, feiten en omstandigheden en aldus bewijs te vergaren.
4.9
Nu [verweerder sub 1] voor het overige niets heeft aangevoerd dat tot de conclusie zou moeten leiden dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde, dat [appellanten] misbruik maken van de bevoegdheid om toepassing van dit middel te verlangen, dan wel dat sprake is van een ander zwaarwichtig bezwaar waarop het verzoek van [appellanten] zou moeten afstuiten, zal het hof dit verzoek toewijzen. In de omstandigheid dat er sprake is van één pachtovereenkomst tussen [appellanten] als verpachters en [verweerders] als pachters ziet het hof aanleiding om dit verzoek zowel tegen [verweerder sub 1] als tegen [verweerder sub 2] toe te wijzen.
Er is nog geen procedure aanhangig bij dit hof en een eventuele ontbindingsprocedure zal bij de rechtbank Limburg, locatie Roermond, aanhangig moeten worden gemaakt. De pachtkamer van die rechtbank zal dan ook de voorlopige plaatsopneming en bezichtiging feitelijk moeten uitvoeren.
4.1
[verweerders] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van deze verzoekschriftprocedure in beide instanties.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de pachtkamer in de rechtbank Limburg, locatie Roermond van 9 oktober 2018 en doet opnieuw recht:
bepaalt dat de pachtkamer van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, de door [verweerders] gepachte gebouwen en gronden, voor zover bij [verweerder sub 1] in gebruik, zal bezichtigen bij wijze van voorlopige plaatsopneming, dan wel de plaatselijke gesteldheid zal opnemen, vergezeld van de griffier;
bepaalt dat de (pachtkamer van de) rechtbank Limburg, locatie Roermond, ten behoeve van deze voorlopige plaatsopneming en bezichtiging een datum en tijdstip zal bepalen;
veroordeelt [verweerders] in de kosten van de verzoekschriftprocedure in beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellanten] wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 79,00 voor verschotten en op € 200,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 318,00 voor verschotten en op € 2.148,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Th.C.M. Willemse, S.B. Boorsma en R.W.E. van Leuken, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 mei 2019.