In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie tussen een man en een vrouw, die in een echtscheiding verwikkeld zijn. De man, die deelneemt aan een schuldsaneringstraject bij de Stadsbank Oost-Nederland, verzocht het hof om de kinderalimentatie op nihil te stellen. Hij stelde dat de condities van het schuldsaneringstraject gelijk zijn aan die van de wettelijke schuldsaneringsregeling, waardoor hij niet in staat zou zijn om alimentatie te betalen. De vrouw daarentegen voerde aan dat de man wel degelijk draagkracht heeft en dat de alimentatie niet automatisch op nihil gesteld hoeft te worden.
Het hof overwoog dat een alimentatieplichtige in beginsel niet over draagkracht beschikt indien de schuldsaneringsregeling van toepassing is, tenzij de rechter-commissaris een hoger vrij te laten bedrag heeft vastgesteld. Het hof concludeerde dat de man, gezien zijn deelname aan het schuldsaneringstraject, niet over voldoende middelen beschikt om kinderalimentatie te betalen. De vrouw bevestigde tijdens de mondelinge behandeling dat de man tot dat moment de alimentatie had betaald, maar het hof oordeelde dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden. Daarom werd de kinderalimentatie met ingang van de uitspraak op nihil gesteld. De proceskosten werden gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn.