ECLI:NL:GHARL:2019:3983

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
18/00046
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aftrek ter voorkoming van dubbele belasting en vertrouwensbeginsel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de erven van wijlen [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het beroep van de belanghebbenden ongegrond werd verklaard. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2014, waarbij de Inspecteur de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting op een Luxemburgse uitkering (Krankengeld) niet heeft verleend. De rechtbank oordeelde dat het heffingsrecht over deze uitkering aan Nederland toekomt op basis van het belastingverdrag tussen Nederland en Luxemburg. De belanghebbenden hebben hoger beroep ingesteld, waarbij zij zich beroepen op het vertrouwensbeginsel. Tijdens de zitting heeft de Inspecteur zijn standpunt gewijzigd en erkend dat het beroep op het vertrouwensbeginsel moet worden gehonoreerd. Het Hof heeft geoordeeld dat de belanghebbenden recht hebben op de gevraagde aftrek, wat leidt tot een vermindering van de aanslag. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de aanslag verminderd, evenals de belastingrente. Tevens is de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de belanghebbenden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 18/00046
uitspraakdatum: 7 mei 2019
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
De erven [X]te
[Z](hierna: belanghebbenden)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 december 2017, nummer AWB 17/2038, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Eindhoven(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan wijlen [X] is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting (hierna: IB) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
1.2.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbenden zijn tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingezonden.
1.5.
Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend. De Inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingezonden.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2019. Aldaar zijn verschenen en gehoord [A] , namens de erven, bijgestaan door de gemachtigde [B] , alsmede namens de Inspecteur mr. [C] en [D] .

2.Vaststaande feiten

2.1.
[X] (erflater) was geheel 2014 woonachtig in Nederland en was in loondienst werkzaam bij [E] S.a.r.l. te [F] . Hij verrichtte zijn werkzaamheden aan boord van een binnenvaartschip binnen de Europese Unie, voornamelijk in het stroomgebied van de Rijn. Erflater is [in] 2017 overleden.
2.2.
Per 4 augustus 2014 ontving erflater een uitkering (Krankengeld) van de [G] te [F] . Deze uitkering is vergelijkbaar met een Nederlandse ziektewetuitkering. Ter zake hiervan is in de aangifte voor het jaar 2014 een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting geclaimd, welke door de Inspecteur bij het opleggen van de aanslag IB niet is verleend.
2.3.
Het hiertegen gerichte bezwaar is door de Inspecteur afgewezen, waarna belanghebbenden in beroep zijn gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Volgens de Rechtbank komt het heffingsrecht over de Luxemburgse uitkering (Krankengeld) op grond van artikel 16, derde lid, van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, toe aan Nederland. Het beroep op het vertrouwensbeginsel heeft de Rechtbank niet gehonoreerd.

3.Geschil

In geschil is of de Inspecteur in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt op grond waarvan een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting moet worden verleend ter zake van de Luxemburgse uitkering (Krankengeld).

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Ter zitting van het Hof heeft de Inspecteur zich nader op het standpunt gesteld dat het beroep van belanghebbenden op het vertrouwensbeginsel moet worden gehonoreerd. Niet in geschil is dat dit tot gevolg heeft dat een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting moet worden verleend overeenkomstig de aangifte en de aanslag IB aldus moet worden verminderd. Het Hof sluit zich hierbij aan en zal dienovereenkomstig beslissen dat een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting wordt verleend voor een inkomen van € 33.425.
4.2.
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbenden hebben hiertegen geen zelfstandige grieven aangevoerd. Het hoger beroep is in zoverre slechts gegrond voor zover het de vorenbedoelde vermindering van de aanslag betreft.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de Inspecteur aan belanghebbenden het betaalde griffierecht te vergoeden.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbenden in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep hebben moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 254 voor de kosten in de bezwaarfase (1 punt (bezwaarschrift)  wegingsfactor 1  € 254), € 1.024 voor de kosten in eerste aanleg (2 punten (beroepschrift en bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 512) en € 1.280 voor de kosten in hoger beroep (2,5 punten (hogerberoepschrift, repliek en bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 512), ofwel in totaal op € 2.558.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur,
– vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.436, met een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting over een inkomen van € 33.425,
– vermindert de belastingrente dienovereenkomstig,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbenden tot een bedrag van € 2.558, en
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbenden het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 46 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 126 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.F.R. Woeltjes, voorzitter, mr. R.A.V. Boxem en mr. M.G.J.M. van Kempen, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is op 7 mei 2019 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
(V.F.R. Woeltjes)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 7 mei 2019.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.