ECLI:NL:GHARL:2019:3982

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
21-006694-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in steekpartij met onvolledig DNA-profiel en alternatieve scenario's

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, voor een steekpartij die plaatsvond op 21 oktober 2014. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zittingen op 10 november 2017 en 24 april 2019 is het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de advocaat-generaal een vordering tot vernietiging van het vonnis heeft ingediend. De kern van de zaak draait om de vraag of de verdachte daadwerkelijk de aangever met een mes heeft gestoken, waarbij het DNA-profiel van de verdachte op het mes is aangetroffen. De verdediging heeft twee alternatieve scenario's gepresenteerd over hoe het DNA op het mes terecht kon zijn gekomen, waarbij het eerste scenario niet als onaannemelijk werd beschouwd. Het hof heeft geconcludeerd dat de bewijsmiddelen niet voldoende zijn om de verdachte te veroordelen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006694-16
Uitspraak d.d.: 8 mei 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 24 november 2016 met parketnummer 18-930123-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te ' [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 10 november 2017 en 24 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en veroordeling ter zake van dit feit tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. A.A. Boersma, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij het hiervoor genoemde vonnis ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 21 oktober 2014 te [plaats] , gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 21 oktober 2014 te [plaats] , gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 21 oktober 2014 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de rug te steken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Aangever [slachtoffer] is op 21 oktober 2014 op de [locatie] tweemaal met een mes in de rug gestoken.
Aangever heeft over dit incident verklaard dat hij klappen van twee jongens kreeg en dat hij toen ineens kort achter elkaar twee steken in zijn rug voelde. Hij heeft verklaard dat hij zich meteen heeft omgedraaid en verdachte zag weglopen, terwijl deze iets aan de zijkant bij zijn broek wegrommelde. Aangever is achter verdachte aan gegaan en toegesnelde agenten hebben verdachte aangehouden.
Kort na het incident is ter hoogte van de plek van het incident een opengeklapt mes bij de stoeprand aangetroffen. Het mes is veiliggesteld, inbeslaggenomen en bemonsterd. Uit rapportage van het NFI is gebleken dat het aangetroffen bloed op het lemmet het DNA-profiel vertoonde dat overeenkomt met dat van aangever en dat op het heft van het mes een onvolledig DNA-profiel is aangetroffen dat overeenkomt met dat van verdachte.
Verdachte ontkent aangever met een mes te hebben gestoken.
Er zijn geen getuigen die verklaren te hebben gezien dat verdachte aangever met een mes heeft gestoken.
Uit de van dit dossier deel uitmakende camerabeelden leidt het hof af dat verdachte ten tijde van het incident weliswaar ter plaatse was, maar uit die beelden valt niet op te maken dat verdachte met een mes in de richting van aangever heeft gestoken en/of vervolgens dat mes heeft weggegooid.
Aan de bevindingen van het DNA-onderzoek komt op zichzelf een zeer grote bewijskracht toe. Gezien de inhoud van de NFI-rapportage is boven redelijke twijfel verheven dat het op het heft van het mes aangetroffen DNA afkomstig is van verdachte.
De verdediging heeft met betrekking tot de wijze waarop dit DNA op het mes kan zijn terechtgekomen twee alternatieve scenario’s naar voren gebracht. Deze scenario’s houden in dat het DNA op het heft terecht kan zijn gekomen doordat verdachte dit mes, dat van een ander is, heeft gebruikt bij het lossen en ophalen van paarden die dag, dan wel door secundaire overdracht via handjeklap bij de paardenhandel. In het bijzonder het eerste alternatieve scenario, dat op zichzelf niet als onaannemelijk of ongeloofwaardig kan worden gepasseerd, kan niet worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
Dit dient ertoe te leiden dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. L.G. Wijma, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. W.M. van Schuijlenburg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 8 mei 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.