In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslagen omzetbelasting en de opgelegde vergrijpboeten door de Inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de jaren 2009 tot en met 2013, waarin belanghebbende een eenmanszaak heeft gedreven in richtmiddelen voor schietsportwapens en messen. De Inspecteur heeft naheffingsaanslagen opgelegd omdat belanghebbende ten onrechte voorbelasting heeft geclaimd op basis van fictieve kosten en niet op basis van daadwerkelijk in rekening gebrachte belasting. De rechtbank heeft eerder de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, maar de Inspecteur heeft in hoger beroep de juistheid van de naheffingsaanslagen en de boeten verdedigd. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende niet de juiste administratie heeft gevoerd en dat hij opzettelijk onjuiste aangiften heeft gedaan. Het Hof heeft de naheffingsaanslagen verminderd tot de bedragen die in een eerdere brief van de Inspecteur zijn genoemd, en de vergrijpboeten zijn gematigd. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent griffierecht en proceskosten.