Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, geboren in 2004 en 2005. De moeder, die sinds 2009 alleen het gezag over de kinderen uitoefent, heeft in eerste aanleg de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 12 december 2018 aangevochten. De rechtbank had op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming het gezag van de moeder beëindigd en de gecertificeerde instelling (GI) tot voogd benoemd. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de geconstateerde persoonlijkheidsproblematiek van de moeder en de negatieve invloed daarvan op het welzijn van de kinderen. De moeder heeft de diagnose van het NIFP niet geaccepteerd en heeft geen psychotherapeutische behandeling ondergaan, wat volgens het hof een belangrijke factor is in de beslissing om het gezag te beëindigen. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen, met name de jongste, ernstige psychische problemen vertonen en dat de moeder als bedreigend wordt ervaren. De moeder heeft in hoger beroep twee grieven ingediend, maar het hof heeft deze verworpen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Het hof heeft tevens bepaald dat de GI de moeder elke twee maanden schriftelijk moet informeren over de kinderen. De beslissing is genomen met het oog op de belangen van de kinderen, die recht hebben op een veilige en stabiele opvoedingssituatie.