ECLI:NL:GHARL:2019:3868

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 mei 2019
Publicatiedatum
3 mei 2019
Zaaknummer
WAHV 200.220.818
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Smeitink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens onvoldoende bewijs van gedraging als snorfietser in voetgangersgebied

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een betrokkene die als snorfietser zou zijn betrapt op het niet gebruiken van de rijbaan in een voetgangersgebied onder het Rijksmuseum te Amsterdam. De betrokkene stelde dat hij niet reed, maar met de snorfiets aan de hand liep. De gedraging was vastgesteld met behulp van een camerasysteem, maar de foto's in het dossier gaven geen duidelijkheid over de situatie. Het hof oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de betrokkene als snorfietser ter plaatse reed, omdat de foto's niet aantonen of er daadwerkelijk met de snorfiets is gereden. Hierdoor vernietigde het hof de sanctiebeschikking die aan de betrokkene was opgelegd.

De kantonrechter had eerder het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, maar de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. De gemachtigde van de betrokkene had hoger beroep ingesteld en verzocht om een proceskostenvergoeding. De advocaat-generaal had geen verweerschrift ingediend. Het hof concludeerde dat de kantonrechter had miskend dat op basis van de beschikbare foto’s niet kon worden vastgesteld dat de betrokkene met de snorfiets had gereden. De sanctie van € 95,- die was opgelegd voor de overtreding van artikel 5 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 kon niet worden gehandhaafd.

Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en de beschikking waarbij de administratieve sanctie was opgelegd. Tevens werd bepaald dat de door de betrokkene gestelde zekerheid aan hem moest worden gerestitueerd en dat de advocaat-generaal de proceskosten van de betrokkene moest vergoeden tot een bedrag van € 512,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij het opleggen van administratieve sancties.

Uitspraak

WAHV 200.220.818
3 mei 2019
CJIB 192124823
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 6 juli 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 123,75.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Van de gemachtigde van de betrokkene zijn op 19 januari 2018, 26 maart 2018, 13 juli 2018 en 16 juli 2018 nog brieven ontvangen.

Beoordeling

1. De gemachtigde voert aan dat de kantonrechter heeft miskend dat op grond van de foto van de gedraging niet kan worden vastgesteld dat ter plaatse met de scooter is gereden. De betrokkene reed niet maar liep met de scooter aan de hand.
2. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 95,- opgelegd ter zake van “als (snor)fietser bij ontbreken (verplicht) (brom)fietspad niet de rijbaan gebruiken (bijv. rijden op trottoir, voetpad)”, welke gedraging zou zijn verricht op 27 augustus 2015 om 23:47 uur op de Museumstraat te Amsterdam met het voertuig met het kenteken [Y-000-YY] . Dit kenteken betreft volgens het zaakoverzicht een snorfiets.
3. Deze gedraging betreft een overtreding van artikel 5, tweede lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Deze bepaling geldt ingevolge artikel 2b van het RVV 1990 ook voor snorfietsers.
4. Artikel 5 van het RVV 1990 luidt, voor zover relevant, als volgt:
"1. Fietsers gebruiken het verplichte fietspad of het fiets/bromfietspad.
2. Zij gebruiken de rijbaan indien een verplicht fietspad of een fiets/bromfietspad ontbreekt.
5. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
6. In het dossier bevindt zich een afdruk van de door de aangewezen ambtenaar opgemaakte 'aankondiging van beschikking.' Dit stuk houdt als zijn verklaring onder meer het volgende in:
" Ik, …, zag/hoorde dat op genoemde datum tijdstip en plaats met het omschreven voertuig de volgende gedraging/overtreding werd verricht. (…)
Toelichting: aan weerszijden van de doorgang onder het Rijksmuseum te Amsterdam is er een camera installatie geplaatst boven de weg ten behoeve van de handhaving van een voetgangersgebied, aangeduid door de borden volgens model G7, Bijlage 1 RVV 1990 voorzien van de tekst: "Zone" met onderborden waarop respectievelijk is vermeld "fietsen toegestaan op de rijloper" en "snorfietsers verboden."
7. Om te kunnen vaststellen dat de gedraging is verricht moet in dit geval komen vast te staan dat met de snorfiets van de betrokkene is gereden in de voetgangerszone.
8. In het dossier bevinden zich verder twee afdrukken van een foto. Ze zijn donker en niet scherp. Op de foto zijn enkele lichten te zien. Datum en tijd onderaan de foto's zijn leesbaar, evenals het onder één van de foto's vergroot afgedrukte kenteken. De leesbare gegevens komen overeen met de gegevens in het zaakoverzicht. Op de donkere foto's is in dit geval niet te zien of er iemand op de snorfiets zit en of er met de snorfiets wordt gereden.
9. Blijkens de verklaring van de ambtenaar is de gedraging vastgesteld met behulp van een camerasysteem. Naar aanleiding waarvan deze camera in werking treedt en één of meer foto's maakt van een kenteken, blijkt niet uit het dossier. Het verweer van de gemachtigde dat de betrokkene met de snorfiets aan de hand heeft gelopen en daarmee ter plaatse niet is gereden, kan op grond van het dossier niet worden weerlegd. Aldus kan niet worden vastgesteld dat de betrokkene als snorfietser ter plaatse reed. Dit brengt mee dat niet kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
10. Het voorgaande brengt mee dat het hof de beslissing van de kantonrechter zal vernietigen voor zover daarbij het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard en zal doen wat de kantonrechter had behoren te doen.
11. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. De kantonrechter heeft reeds -door de gemachtigde niet betwist- een proceskostenvergoeding toegekend voor de procedure bij de kantonrechter. Aan het indienen van een administratief beroepschrift en een hoger beroepschrift dienen in totaal 2 punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 512,- (=2 x € 512,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard;
vernietigt de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 19214823 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 512,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.