In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van kinder- en partneralimentatie tussen een man en een vrouw, die na hun echtscheiding in geschil zijn geraakt over de hoogte van deze alimentaties. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de eerder door de rechtbank Overijssel vastgestelde alimentatiebedragen. De vrouw, verweerder in hoger beroep, heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikking.
Het hof heeft vastgesteld dat de man en de vrouw samen drie kinderen hebben, die bij de vrouw wonen. De rechtbank had eerder de kinderalimentatie vastgesteld op € 459,- per kind per maand en de partneralimentatie op € 2.108,- per maand. De man heeft in hoger beroep verzocht om de kinderalimentatie te verlagen naar € 128,- per kind per maand en de partneralimentatie op nihil te stellen. Het hof heeft de draagkracht van beide partijen beoordeeld, waarbij het inkomen en de lasten van de man en de vrouw zijn meegenomen.
Het hof heeft geoordeeld dat de man een netto besteedbaar inkomen heeft van € 3.287,- per maand en dat zijn draagkracht voor de kinderalimentatie is vastgesteld op € 966,- per maand. De vrouw heeft een netto besteedbaar inkomen van € 1.807,- per maand, met een draagkracht van € 241,- per maand. Gezien de totale behoefte van de kinderen, die hoger is dan de gezamenlijke draagkracht van de ouders, heeft het hof de kinderalimentatie vastgesteld op € 271,- per kind per maand, met een indexering naar € 276,- per kind per maand per 1 januari 2019. De verzoeken van de man om de partneralimentatie te verlagen zijn afgewezen, omdat de vrouw niet in haar eigen behoefte kan voorzien. De vrouw hoeft geen te veel ontvangen alimentatie terug te betalen aan de man, omdat deze bedragen lager waren dan haar behoefte.