In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot gezamenlijk gezag over een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had grieven ingediend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, waarin de vader samen met haar met het ouderlijk gezag over hun kind was belast. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de moeder en vader in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De Raad voor de Kinderbescherming was niet aanwezig, maar de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel was vertegenwoordigd.
De feiten van de zaak tonen aan dat de ouders van het kind, dat in een problematische situatie verkeert, niet in staat zijn om gezamenlijk beslissingen te nemen over het kind. Er zijn communicatieproblemen en conflicten tussen de ouders, wat leidt tot een onaanvaardbaar risico dat het kind klem of verloren dreigt te raken. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet adequaat kunnen overleggen over belangrijke zaken, zoals de schoolkeuze en de naamgeving van het kind. Dit heeft geleid tot identiteitsproblemen voor het kind, wat het hof als zorgelijk beschouwt.
Uiteindelijk heeft het hof besloten dat het in het belang van het kind noodzakelijk is dat de moeder het eenhoofdig gezag uitoefent. De eerdere beschikking van de rechtbank is vernietigd en het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag is afgewezen. Het hof heeft hiermee de grieven van de moeder gegrond verklaard en de beslissing genomen in het belang van het kind.