ECLI:NL:GHARL:2019:3664

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
21-001702-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een strafzaak

In deze ontnemingszaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 12 maart 2015 een bedrag van € 82.291,- vastgesteld als het wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde is verplicht gesteld dit bedrag aan de staat te betalen. Tegen deze beslissing heeft de veroordeelde hoger beroep ingesteld. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 12 april 2019 de zaak behandeld en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die het hof verzocht om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op hetzelfde bedrag van € 82.291,-. Tijdens de zitting heeft de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.J. van Essen, zijn standpunt naar voren gebracht. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank beoordeeld en is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist. Het hof bevestigt dan ook de beslissing van de rechtbank en legt de verplichting tot betaling van het bedrag aan de staat opnieuw op. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op 26 april 2019.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001702-15
Uitspraak d.d.: 26 april 2019
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 12 maart 2015 met parketnummer 18-850381-13 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De veroordeelde heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 82.291,- en oplegging van de verplichting tot betaling aan veroordeelde van datzelfde bedrag. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. M.J. van Essen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij beslissing van 12 maart 2015, waartegen het hoger beroep is gericht, het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vastgesteld op
€ 82.291,- en heeft veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van een geldbedrag van € 82.291,- aan de staat ter ontneming van het wederechtelijk verkregen voordeel.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist. Het hof zal de beslissing dan ook met overneming van die gronden bevestigen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Aldus gewezen door
mr. A. van Holten, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. van der Meulen, griffier,
en op 26 april 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A. van Holten is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen