In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor verduistering van geldbedragen van een bewonersvereniging, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden en een taakstraf van 240 uren. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, maar past de straf aan vanwege 'undue delay' in de procedure. De taakstraf wordt verminderd naar 216 uren. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 12 februari 2015, en het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 12 april 2019. De advocaat-generaal had gevorderd om het vonnis te bevestigen, maar met een aanpassing van de straf wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het hof oordeelt dat de verdachte niet-ontvankelijk kan worden verklaard in de vervolging, maar komt tot de conclusie dat de procedurele tekortkomingen niet zodanig zijn dat de belangen van de verdachte ernstig zijn geschaad. De verdachte had geen inzage in de administratie van de bewonersvereniging, wat in strijd is met het beginsel van 'equality of arms'. Het hof oordeelt dat de verdachte zich wederrechtelijk heeft toegeëigend geldbedragen en legt de aangepaste straf op. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 326 van het Wetboek van Strafrecht.