Uitspraak
25 april 2019
[Z](hierna: verzoeker)
De procedure
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de raadsheren mr. V.F.R. Woeltjes, mr. R.A.V. Boxem en mr. M.G.J.M. van Kempen van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit verzoek volgde op een hoger beroep in belastingzaken, geregistreerd onder de nummers 18/00193 en 18/00194, waarbij de zitting op 30 januari 2019 plaatsvond. Tijdens deze zitting waren verzoeker en de Inspecteur, vertegenwoordigd door [A] en bijgestaan door [B], aanwezig. Verzoeker heeft op 18 maart 2019 een verzoekschrift ingediend, waarin hij de wraking van de raadsheren verzocht, omdat hij meende dat zij partijdig waren. De raadsheren gaven aan niet in het verzoek te berusten en niet gehoord te willen worden. De griffier heeft verzoeker uitgenodigd voor een hoorzitting op 17 april 2019, maar verzoeker verscheen niet.
De wrakingskamer heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld. Het verzoek was tijdig en schriftelijk ingediend, maar de kamer verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk voor zover het verzoek betrekking had op de griffier. De beoordeling van het wrakingsverzoek zelf richtte zich op de vraag of er sprake was van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de raadsheren in twijfel trokken. De kamer concludeerde dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de raadsheren partijdig waren of dat verzoeker een objectief gerechtvaardigde vrees had voor partijdigheid.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk voor zover het betrekking had op de griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 25 april 2019, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open volgens artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.