ECLI:NL:GHARL:2019:3641

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
21-006539-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van verkeersongeval met dodelijke afloop; taakstraf en rijontzegging opgelegd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop op 16 maart 2016 in Loosdrecht. Het hof oordeelde dat niet bewezen kon worden dat het rijgedrag van de verdachte invloed had op dat van zijn medeverdachte, die met een andere auto reed en onder invloed van alcohol was. De verdachte werd vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar kreeg wel een taakstraf van 100 uren en een rijontzegging van één jaar opgelegd voor het subsidiair tenlastegelegde feit van gevaarlijk rijgedrag. Het hof concludeerde dat de verdachte zich zodanig had gedragen dat gevaar op de weg kon worden veroorzaakt, maar dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen van het ongeval. De vordering van de benadeelde partijen werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de onderdelen van de tenlastelegging die de schade zouden hebben veroorzaakt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006539-17
Uitspraak d.d.: 26 april 2019
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 17 november 2017 met parketnummer 16-659110-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
ingeschreven op het adres [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die strekt tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van een jaar en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van drie jaren en toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen voor zover het de materiële schade betreft, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden, mr. G.G.J.A. Knoops, mr. C.J. Knoops-Hamburger en mr. J.A. Baaijens naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en het subsidiair tenlastegelegde bewezenverklaard. Verdachte is een taakstraf van 100 uren opgelegd, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van een jaar. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof doet opnieuw recht.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 16 maart 2016 te [plaats] , gemeente [gemeente] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Mini, type Cooper, kenteken [kenteken 1] ) tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , eveneens als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een ander motorrijtuig) (personenauto merk Porsche, type 911 Carrera S, kenteken [kenteken 2] ), althans alleen, rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, namelijk de [straat 1] en/of De [straat 2] , zich zodanig roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend heeft/hebben gedragen, dat/waardoor een aan zijn/hun, verdachte en/of [medeverdachte] schuld te wijten verkeersongeval heeft plaats gevonden, hierin bestaande dat al dan niet na voorafgaand alcoholgebruik van deze [medeverdachte] , waar verdachte van op de hoogte was, verdachte en/of [medeverdachte] over een afstand van ongeveer 3100 meter, althans over enige afstand, relatief (zeer) dicht achter elkaar aan heeft/hebben gereden (op de [straat 1] en/of de [straat 2] ) en/of daarbij zijn/hun aandacht (voortdurend) heeft/hebben gericht op het door zijn mededader bestuurde motorrijtuig, althans niet, althans onvoldoende heeft/hebben gelet op het voor hem/hun gelegen gedeelte van de weg en/of op het overige verkeer en/of terwijl de gereden snelheid van verdachte en/of [medeverdachte] over (een gedeelte van) die afstand (veel) hoger was dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse (gelet op de toen geldende omstandigheden) toegestaan en/of verantwoord was en/of terwijl de duisternis was ingetreden en/of de [straat 2] een onoverzichtelijke/gevaarlijke weg is met veel in- en afritten van woonhuizen die slecht te zien zijn vanaf de weg, terwijl verdachte en/of [medeverdachte] van de wegsituatie op de hoogte was/waren, (waarbij) [medeverdachte] op een afstand van (ongeveer) 130 meter voor de plaats van het verkeersongeval heeft gereden met een snelheid tussen de 150 en 183 kilometer per uur (met als beste schatter voor de snelheid 167 kilometer per uur) en/of op een afstand van ongeveer 45 meter voor de plaats van het verkeersongeval heeft gereden met een snelheid tussen de 149 en 170 kilometer per uur (met als beste schatter voor de snelheid 160 kilometer per uur), in elk geval met snelheden / een snelheid die (veel) hoger waren/was dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (veel) hogere snelhe(i)d(en) dan ter plaatse (gelet op de toen geldende omstandigheden en de aard van de weg) toegestaan en/of verantwoord waren/was en/of verdachte op een afstand van (ongeveer) 130 meter voor de plaats van het verkeersongeval heeft gereden met een snelheid tussen de 138 en 153 kilometer per uur (met als beste schatter voor de snelheid 146 kilometer per uur), in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse (gelet op de toen geldende omstandigheden en de aard van de weg) toegestaan en/of verantwoord was, waardoor [medeverdachte] zijn motorrijtuig niet tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en/of waarover deze vrij was, waarna [medeverdachte] , met dat door hem bestuurde motorrijtuig is gebotst tegen een ander motorrijtuig (Toyota Aygo), waarin [slachtoffer] zich bevond waardoor [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel heeft bekomen, dat zij daaraan is overleden, terwijl bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, het alcoholgehalte van het bloed van [medeverdachte] , 0,92 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn en/of het verkeersongeval is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat verdachte en [medeverdachte] een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate hebben overschreden;
subsidiair:
hij, op of omstreeks 16 maart 2016, te [plaats] , Gemeente [gemeente] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Mini, type Cooper, kenteken [kenteken 1] ) tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , eveneens als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een ander motorrijtuig (personenauto merk Porsche, type 911 Carrera S, kenteken [kenteken 2] ), althans alleen, rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, zich zodanig heeft/hebben gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd of kon worden gehinderd immers heeft/hebben verdachte en/of W van Wijngaarden, al dan niet na voorafgaand alcoholgebruik van deze [medeverdachte] , waar verdachte van op de hoogte was, rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, namelijk de [straat 1] en/of De [straat 2] , over een afstand van ongeveer 3100 meter, althans enige afstand (zeer) dicht achter elkaar aan gereden (op de [straat 1] en/of de [straat 2] ) en/of daarbij zijn/hun aandacht (voortdurend) heeft/hebben gericht op het door zijn mededader bestuurde motorrijtuig, althans niet, althans onvoldoende heeft/hebben gelet op het voor hem/hun gelegen gedeelte van de weg en/of op het overige verkeer en/of terwijl de gereden snelheid van verdachte en/of [medeverdachte] over (een gedeelte van) die afstand (veel) hoger was dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse (gelet op de toen geldende omstandigheden) toegestaan en/of verantwoord was en/of terwijl de duisternis was ingetreden en/of de [straat 2] een onoverzichtelijke/gevaarlijke weg is met veel in- en afritten van woonhuizen die slecht te zien zijn vanaf de weg, terwijl verdachte en/of [medeverdachte] van de wegsituatie op de hoogte was/waren, (waarbij) [medeverdachte] op een afstand van (ongeveer) 130 meter voor de plaats van het verkeersongeval heeft gereden met een snelheid tussen de 150 en 183 kilometer per uur (met als beste schatter voor de snelheid 167 kilometer per uur) en/of op een afstand van ongeveer 45 meter voor de plaats van het verkeersongeval heeft gereden met een snelheid tussen de 149 en 170 kilometer per uur (met als beste schatter voor de snelheid 160 kilometer per uur), in elk geval met snelheden / een snelheid die (veel) hoger waren/was dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (veel) hogere snelhe(i)d(en) dan ter plaatse (gelet op de toen geldende omstandigheden en de aard van de weg) toegestaan en/of verantwoord was en/of verdachte op een afstand van (ongeveer) 130 meter voor de plaats van het verkeersongeval heeft gereden met een snelheid tussen de 138 en 153 kilometer per uur (met als beste schatter voor de snelheid 146 kilometer per uur), in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse (gelet op de toen geldende omstandigheden en de aard van de weg) toegestaan en/of verantwoord was, waardoor [medeverdachte] zijn motorrijtuig niet tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en/of waarover deze vrij was, waarna [medeverdachte] , met dat door hem bestuurde motorrijtuig is gebotst tegen een ander motorrijtuig (Toyota Aygo), waarin [slachtoffer] zich bevond, waardoor [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel heeft bekomen, dat zij daaraan is overleden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vaststelling van de feiten
Op 16 maart 2016 heeft op de [straat 2] in [plaats] , een weg met veel in- en uitritten van aanliggende percelen, een ernstig verkeersongeval plaatsgevonden. Ter plaatse geldt een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Medeverdachte [medeverdachte] , de vader van verdachte, die met een zeer hoge snelheid en onder invloed van alcohol in zijn Porsche over de [straat 2] reed, is rond 21.45 uur in botsing gekomen met een Toyota Aygo, die door de toen 19-jarige [slachtoffer] werd bestuurd. [slachtoffer] liep zwaar lichamelijk letsel op bij deze aanrijding. Twee weken later is zij aan de gevolgen van haar verwondingen overleden.
Verdachte heeft op 16 maart 2016 in zijn Mini Cooper dezelfde route gereden als zijn vader [medeverdachte] , eveneens met een zeer hoge snelheid. [medeverdachte] reed voortdurend voorop. De afstand tussen beide voertuigen varieerde gedurende de rit. Verdachte heeft zijn Mini tijdig tot stilstand gebracht.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het medeplegen
Van het medeplegen van een strafbaar feit is sprake als de verdachte het feit in nauwe en bewuste samenwerking met één of meer anderen heeft gepleegd. De verschillende medeplegers moeten allen een substantiële bijdrage aan het delict hebben geleverd.
Aan verdachte is primair tenlastegelegd dat hij samen met zijn vader [medeverdachte] een verkeersongeval met dodelijke afloop heeft veroorzaakt. Dit deel van de tenlastelegging veronderstelt dus dat niet alleen het rijgedrag van [medeverdachte] , maar ook dat van verdachte, in oorzakelijk verband staat met het verkeersongeval en dat beiden nauw en bewust met elkaar hebben samengewerkt.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van medeplegen.
Er is sprake zijn geweest van een onderlinge dynamiek en een gezamenlijk handelen, zodat verdachte als medepleger van het veroorzaken van dood door schuld moet worden bestraft, aldus de advocaat-generaal.
De verdediging heeft betwist dat verdachte medeschuld draagt aan het verkeersongeval.
Volgens de verdediging is niet gebleken dat het rijgedrag van [verdachte] enige invloed heeft gehad op het rijgedrag van [medeverdachte] .
Het hof overweegt het volgende. Dat verdachte, net als [medeverdachte] , met zeer hoge snelheid over de [straat 2] (en, daarvoor, over de [straat 1] ) heeft gereden, en dat hij wist dat [medeverdachte] , na gebruik van alcoholhoudende drank, achter het stuur van zijn auto stapte, maakt op zichzelf niet dat sprake is van medeplegen. Daarvoor moet worden vastgesteld dat het rijgedrag van verdachte van invloed is geweest op het - tot het ongeval leidende - rijgedrag van [medeverdachte] . Technisch bewijs daarvoor ontbreekt. Voor het bewijs daarvoor moet gebruik worden gemaakt van verklaringen die door getuigen zijn afgelegd. Die verklaringen moeten met de nodige behoedzaamheid worden gehanteerd. De meeste getuigen zijn gehoord op een moment dat zij kennis hadden genomen van de gevolgen van het ongeval. Dit kan de inhoud van de verklaring over het daaraan voorafgaande rijgedrag gekleurd hebben. De getuigen zijn veelal telefonisch gehoord en niet altijd blijkt op welke feiten en omstandigheden hun conclusies zijn gebaseerd. Uit de verklaringen van de getuigen kan niet meer worden afgeleid dan dat verdachte met forse snelheid achter [medeverdachte] gereden heeft, dat hij ook op korte afstand achter [medeverdachte] heeft gereden en een aantal keren op [medeverdachte] is ingelopen toen deze remde voor een bocht of voor de flitspaal op de [straat 2] . Getuigen benoemen dit laatste alsof het leek dat verdachte probeerde om [medeverdachte] in te halen. Tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het rijgedrag van verdachte van invloed is geweest op het -tot het ongeval leidende- rijgedrag van [medeverdachte] kan dit echter niet leiden. [medeverdachte] was als eerste weggereden, reed voortdurend voorop en kon zijn eigen snelheid en rijrichting volledig zelf bepalen. Er is geen bewijs dat verdachte en [medeverdachte] onderling hadden afgesproken om hard te gaan rijden. Voor een straatrace of rijden met een ‘wedstrijdachtig karakter’ is geen bewijs en evenmin daarvoor dat [medeverdachte] werd opgejaagd door het rijgedrag van verdachte of dat het handelen van verdachte het rijgedrag van [medeverdachte] op een andere manier heeft beïnvloed. Wat feitelijk kan worden vastgesteld, is dat verdachte met een hoge snelheid dezelfde route reed als zijn vader. Dat is onvoldoende om van nauwe en bewuste onderlinge samenwerking te kunnen spreken. Niet kan worden bewezen dat het rijgedrag van verdachte het verkeersongeval mede heeft veroorzaakt. Gelet op dit alles kan verdachte niet als medepleger van het primair ten laste gelegde veroorzaken van een verkeersongeval worden aangemerkt. Het hof zal verdachte, die het verkeersongeval niet zelf heeft veroorzaakt daarom, net als de rechtbank heeft gedaan, vrijspreken van het primair tenlastegelegde feit.
Ook ten aanzien van het feit dat verdachte subsidiair tenlastegelegd is, het zich zodanig op de weg gedragen dat daardoor gevaar of hinder kan worden veroorzaakt, wordt verdachte verweten dat hij dit feit tezamen met de medeverdachte heeft gepleegd. Gelet op wat het hof hiervoor heeft overwogen, is voor dit onderdeel van de tenlastelegging geen bewijs. Dit brengt mee dat verdachte wordt vrijgesproken van de onderdelen van de tenlastelegging die het gedrag van [medeverdachte] betreffen, zoals diens alcoholgebruik, het ongeval en de gevolgen daarvan.
Het hof acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg of hinder voor het verkeer kon worden veroorzaakt.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 16 maart 2016, te [plaats] , Gemeente [gemeente] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Mini, type Cooper, kenteken [kenteken 1] ) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg kon worden veroorzaakt en het verkeer op die weg kon worden gehinderd, immers heeft verdachte, rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, namelijk de [straat 1] en De [straat 2] , over een afstand van ongeveer 3100 meter gereden, terwijl de gereden snelheid van verdachte over een gedeelte van die afstand veel hoger was dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, terwijl de duisternis was ingetreden en de [straat 2] een weg is met veel in- en afritten van woonhuizen die slecht te zien zijn vanaf de weg, terwijl verdachte van de wegsituatie op de hoogte was, waarbij verdachte op een afstand van (ongeveer) 130 meter voor de plaats van het verkeersongeval heeft gereden met een snelheid met als beste schatter voor de snelheid 146 kilometer per uur.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Verdachte heeft zich op 16 maart 2016 op een onbezonnen en onverantwoorde wijze gedragen in het verkeer. Over een afstand van zo’n drie kilometer heeft verdachte binnen de bebouwde kom met een zeer hoge snelheid gereden. Op de [straat 2] , waar maximaal vijftig kilometer per uur is toegestaan, heeft verdachte zijn snelheid tot boven de 140 kilometer per uur laten oplopen. Dit rijgedrag had een buitengewoon gevaarlijke situatie tot gevolg kunnen hebben, zeker nu deze weg, zoals verdachte goed wist, lastig te overzien is voor verkeer dat vanaf de uitritten de weg op wil rijden. Ter hoogte van de flitspaal heeft verdachte sterk afgeremd, om vervolgens weer flink te accelereren. Met dit gedrag heeft verdachte de veiligheid van andere weggebruikers ernstig in gevaar gebracht.
Bij het bepalen van de straf neemt het hof de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd in aanmerking. Daarnaast houdt het hof rekening met de persoon van verdachte en wat daarover op de zitting van het hof is gebleken. Alles afwegend komt het hof tot het oordeel dat de straf zoals die door de rechtbank is opgelegd, namelijk een taakstraf van 100 uren, te vervangen door vijftig dagen hechtenis, en een (onvoorwaardelijke) ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 1 jaar een passende en geboden bestraffing is.

Vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]

De benadeelde partijen hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 87.314,28. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van hun oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van de onderdelen van de tenlastelegging waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partijen kunnen daarom in hun vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
1 (één) jaar.

Vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. J.J. Beswerda en mr. W.M. van Schuijlenburg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Huizenga, griffier,
en op 26 april 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.