Uitspraak
Novatec,
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
€ 35.584,86 te rekenen vanaf 14 april 2016 tot aan de dag van voldoening. Daarnaast vordert Novatec [geïntimeerde] te veroordelen om datgene dat Novatec ter uitvoering van het vonnis heeft voldaan terug te betalen, en [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep.
2.De vaststaande feiten
31 december 2015, staat onder meer vermeld:
Gebeurtenissen na balansdatum
[E] (onder meer) het volgende verklaard:
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
grieven I tot en met III in principaal appelstrekken ertoe te betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat ter comparitie in eerste aanleg tussen partijen is komen vast te staan dat de detacheringsovereenkomst op basis waarvan [C] werkzaamheden heeft verricht uitsluitend is gesloten tussen [geïntimeerde] en NovaWork, en dus niet (ook) tussen [geïntimeerde] en Novatec. Tijdens de comparitie van partijen in eerste aanleg is volgens Novatec verwarring ontstaan, onder invloed waarvan (de raadsman van) Novatec abusievelijk aan [geïntimeerde] heeft toegegeven dat Novatec geen partij is. De rechtbank had gelet op de inhoud van de inleidende dagvaarding en de gang van zaken ter comparitie moeten begrijpen dat dit op een vergissing berustte, en Novatec in ieder geval in de gelegenheid moeten stellen zich op dit punt bij akte nog nader uit te laten. De betreffende uitlating ter comparitie kan volgens Novatec niet worden gezien als een gerechtelijke erkentenis, althans geen erkentenis waarop zij in hoger beroep niet terug zou mogen komen.
in liquidatie. De juridische grondslag hiervoor is dat sprake is van een kennelijke vergissing. Ik verwijs hiervoor naar een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 12 juni 2012 (ECLI:RBLEE:2012:BX1285)."
grief IV in principaal appelheeft Novatec aangevoerd dat de rechtbank ook overigens haar vorderingen ten onrechte heeft afgewezen. In dit verband is relevant dat Novatec zich subsidiair, voor het geval het hof zou oordelen dat Novatec niet als partij bij de detacheringsovereenkomst kan worden beschouwd, op het standpunt heeft gesteld dat NovaWork haar vorderingen tot betaling van de overeengekomen detacheringsvergoeding aan Novatec heeft gecedeerd. Die cessie zou hebben plaatsgevonden in het kader van de ontbinding en vereffening van NovaWork. Ter onderbouwing van deze stelling heeft Novatec verwezen naar de jaarrekening van NovaWork over 2015 (waarin staat vermeld dat NovaWork "op basis van een activa en passiva transactie" aan Novatec zal worden overgedragen) en de verklaring van haar (voormalig) bestuurder [E] (die stelt dat Novatec door ondertekening van een akte op 25 december 2015 alle nog openstaande debiteurenvorderingen van NovaWork heeft overgenomen). [geïntimeerde] heeft gemotiveerd betwist dat enige vordering van NovaWork op [geïntimeerde] rechtsgeldig is gecedeerd aan Novatec.
incidenteel appelvordert [geïntimeerde] blijkens haar petitum (primair) dat het vonnis van de rechtbank wordt bekrachtigd, en [geïntimeerde] heeft ook geen grieven ontwikkeld die er toe strekken dat het hof tot een ander dictum dan de rechtbank zou moeten komen. Enkel heeft [geïntimeerde] onder
grief Iaangevoerd dat de rechtbank ten onrechte als vaststaand feit heeft aangenomen dat voor de werkzaamheden van [C] overeengekomen vergoeding € 3.750,- (exclusief) btw per maand zou bedragen. Wat daar ook van zij, gelet op het voorgaande heeft [geïntimeerde] geen belang bij verdere behandeling van deze grief.
5.De slotsom
6.De beslissing
23 april 2019.