Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- betaling van € 293,20 per maand vanaf 1 december 2014, te vermeerderen met de contractueel overeengekomen huurprijsverhogingen en € 320,39 per maand vanaf 1 februari 2017, te vermeerderen met de overeengekomen contractuele huurprijsverhogingen;
- betaling van de kosten van de procedure in beide instanties.
2.De vaststaande feiten
De geldende huurprijs van 293,29 wordt vanaf 1 december 2013 tijdelijk verlaagd tot € 243,30 per maand. (…)”
De gebreken worden geacht te zijn verholpen. De huur bedraagt met ingang van 1 december 2014 € 293,29 per maand.
- De ernstige gebreken worden geacht te zijn verholpen.
- De verhuurder mag de overeengekomen prijs van € 243,30 per maand met ingang van 1 december 2014 aan de huurder in rekening brengen.
- De ernstige gebreken worden geacht te zijn verholpen.
- De verhuurder mag de overeengekomen prijs van € 293,29 per maand met ingang van 1 december 2014 aan de huurder in rekening brengen. (...)”
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
tijdelijkverlaagd. Dat het om een tijdelijke verlaging ging, is meerdere keren in de beslissing vermeld. Dit moet voor [Geïntimeerde] dus duidelijk zijn geweest. Op 5 november 2014 heeft Sint Joseph aan de Huurcommissie gevraagd of, en zo ja met ingang van welke datum, zij de overeengekomen huurprijs van € 293,20 weer in rekening mag brengen. Bij de beoordeling van dit verzoek heeft de Huurcommissie overwogen dat Sint Joseph voldoende heeft ondernomen om de eerder geconstateerde gebreken te herstellen, maar dat [Geïntimeerde] daaraan niet heeft meegewerkt. Daarbij heeft de Huurcommissie opgemerkt dat [Geïntimeerde] geen eisen kan stellen aan de omvang en wijze van herstel. Geoordeeld is dat de gebreken die de reden waren voor de tijdelijke verlaging van de huurprijs geacht worden te zijn verholpen. Vervolgens heeft de Huurcommissie beslist dat [Geïntimeerde] de leges moet betalen. Daarbij is toegelicht dat degene die in het ongelijk wordt gesteld, de leges is verschuldigd. De Huurcommissie heeft in haar beslissing twee keer het onjuiste bedrag van € 243,30 vermeld, maar in beide gevallen is daarbij weergegeven dat het de
overeengekomenhuurprijs betrof. Onder het – vetgedrukte - kopje ‘
kern van de uitspraak’, is bovendien wel het juiste bedrag van € 293,20 weergegeven.
6.De slotsom
€ 466,00
€ 716,00