Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan
de gemeente Scherpenzeel(hierna: de heffingsambtenaar).
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat] 108 te [Z] werd vastgesteld op € 467.000 door de heffingsambtenaar van de gemeente Scherpenzeel. De waardepeildatum was 1 januari 2016 en de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) werd gelijktijdig vastgesteld. Belanghebbende was het niet eens met deze waardevaststelling, vooral vanwege de aanwezigheid van asbest in het dakbeschot van de woning, en stelde dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met de waardedruk die dit met zich meebracht. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 16 oktober 2018 werd de zaak behandeld. Belanghebbende voerde aan dat de heffingsambtenaar ten onrechte geen rekening had gehouden met de toekomstige asbestverwijderingsplicht die per 1 januari 2024 in werking treedt. De heffingsambtenaar verdedigde zijn standpunt met een taxatierapport waarin de waardedruk als gevolg van asbest op € 36.000 werd vastgesteld. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de waardedruk en dat de taxateur de waarde correct had vastgesteld, rekening houdend met de kosten van asbestverwijdering en de verbeteringen aan de woning.
Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 januari 2019.