Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
verbaal van 5 juli 2018.
(..)
2.4 De bepaalde alimentatie zal zijn onderworpen aan de wettelijke indexering (..) voor het eerst per 1 januari 2016.
(…)"
4.De omvang van het geschil
In incidenteel hoger beroep verzoekt de vrouw het hof om de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het zelfstandig verzoek van de vrouw is afgewezen en, in zoverre opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de man gehouden is een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van € 100,- per kind per maand te voldoen totdat de kinderen eenentwintig jaar oud zijn, conform de gemaakte afspraken tussen partijen als neergelegd in de mail van 27 mei 2015 van de mediator mw. [E] .
22 januari 2018. De grief van de vrouw in het incidenteel hoger beroep heeft betrekking op de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie voor de kinderen.
5.5. De motivering van de beslissing
€ 100,00 per maand overmaakt voor hun levensbehoeften. Zij verrekenen dit met [verweerster] .(..)"
5.3 De man heeft verweer gevoerd tegen het zelfstandig verzoek. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de oorspronkelijke partneralimentatie de maximale draagkracht van de man betrof. Het was daarbij volgens de man de bedoeling van partijen dat de vrouw, vanuit haar eigen inkomen en de partneralimentatie, zou bijdragen in de kosten van levensonderhoud en studie van de kinderen. Zulks blijkt volgens de man uit het bericht van
4 mei 2015 (productie 5 bij het inleidend verzoekschrift) waarbij de vrouw aan de man vraagt of hij nog een aanvullend bedrag van € 200,- netto aan haar kan betalen ten behoeve van haar levensonderhoud en de kinderen. Hoewel de draagkracht van de man al volledig werd benut door de overeengekomen partneralimentatie van € 1.280,- bruto per maand, heeft de man daarmee ingestemd.
10 september 2017 zo'n € 760,-. Met het oog op inning van de achterstand verzoekt de vrouw haar zelfstandig verzoek alsnog toe te wijzen.
6.6. De slotsom
7.De beslissing
22 januari 2018 wordt bepaald op € 597,- bruto per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen voor zover de termijnen nog niet zijn verstreken;
18 april 2019 in het openbaar uitgesproken.