ECLI:NL:GHARL:2019:3497

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
21-005641-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor afpersing, diefstal en oplichting van ouderen in Ede en Wageningen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in Marokko in 1974, werd beschuldigd van meerdere misdrijven, waaronder afpersing, diefstal en oplichting, gericht tegen oudere slachtoffers in Ede en Wageningen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar 36 maanden. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen vrijspraken van de rechtbank. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het afhandig maken van geld van ouderen door middel van bedreiging en misleiding. De verdachte had zich op slinkse wijze toegang verschaft tot de woningen van de slachtoffers en hen onder druk gezet om geld of bankpassen af te geven. Het hof heeft de ernst van de feiten en het gebrek aan respect voor de slachtoffers benadrukt, evenals het feit dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vergelijkbare delicten. De vorderingen van benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn opgelegd. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelast.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005641-18
Uitspraak d.d.: 19 april 2019
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 12 oktober 2018 in de strafzaak met parketnummer 05-720232-18 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf die voorwaardelijk is opgelegd in de strafzaak met parketnummer 05-840311-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1974,
thans verblijvende in [detentie] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Verder heeft het hof kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door de raadsman van de verdachte, mr. R. Gijsen.
Ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep met betrekking tot feit 3, 4 en 5
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van:
 de onder 3 ten laste gelegde diefstal, gepleegd tegen [betrokkene 1] ;
 de onder 3 ten laste gelegde diefstal, gepleegd tegen [betrokkene 2] ;
 de onder 4 ten laste gelegde oplichting, gepleegd tegen [betrokkene 3] ;
 de onder 4 ten laste gelegde oplichting, gepleegd tegen [betrokkene 1] ;
 de onder 4 ten laste gelegde oplichting, gepleegd tegen [betrokkene 4] ;
 de onder 5 ten laste gelegde poging tot oplichting, gepleegd tegen [betrokkene 5] .
Het hoger beroep is onbeperkt ingesteld en dus mede gericht tegen die vrijspraken. Op grond van artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Daarom zal het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de genoemde vrijspraken.

Het vonnis waarvan beroep

Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte wegens:
 ( (feit 1) afpersing;
 ( (feit 2) diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
 ( (feit 3) diefstal, meermalen gepleegd;
 ( (feit 4) oplichting, meermalen gepleegd;
 ( (feit 5) poging tot oplichting;
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de duur van de voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggenomen voorwerpen heeft de rechtbank beslist tot teruggave van deze voorwerpen aan de verdachte.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] is door de rechtbank volledig toegewezen, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat het toegewezen bedrag van € 30 zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2018. Ook heeft de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opgelegd ter hoogte van het toegewezen bedrag (subsidiair één dag hechtenis).
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] is door de rechtbank volledig toegewezen, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat het toegewezen bedrag van € 800 zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 januari 2018. Ook heeft de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opgelegd ter hoogte van het toegewezen bedrag (subsidiair zestien dagen hechtenis).
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 3] is door de rechtbank gedeeltelijk toegewezen, en wel tot het bedrag van € 1.256,70, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2018. Ook heeft de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opgelegd ter hoogte van het toegewezen bedrag (subsidiair 22 dagen hechtenis). Ten aanzien van het meer gevorderde heeft de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden is door de rechtbank toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging is gewijzigd.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep en voor zover in hoger beroep nog aan de orde, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 april 2018, te Ede, in ieder geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 50 euro) en/of een pinpas en/of een briefje met pincode, in elk geval enig goed dat geheel of ten dele aan die [benadeelde 5] toebehoorde, door tegen die [benadeelde 5] te zeggen: "Ik moet van jou de bankpas, als je dat niet doet zul je wel zien wat ik met jou ga doen", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 2 januari 2018 tot en met 12 februari 2018, te Ede, in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
 een geldbedrag (te weten ongeveer 490 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] en/of
 een of meerdere geldbedragen (te weten ongeveer 250 euro en/of ongeveer 206,70 euro en/of ongeveer 500 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door
 met de door voornoemde [benadeelde 2] afgegeven pinpas (met bijbehorende pincode) een hoger bedrag op te nemen dan het bedrag waarvoor hij, verdachte, gemachtigd was en/of toestemming had gekregen en/of
 door met de door voornoemde [benadeelde 3] afgegeven pinpas (met bijbehorende pincode) een geldbedrag op te nemen in plaats van geld terug te storten;
3.
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2017 tot en met 10 juni 2018, te Wageningen en/of te Ede, in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
 in of uit de woning aan de [adres] een geldbedrag (van ongeveer 30 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [betrokkene 3] en/of
 in of uit de woning aan de [adres] een of meerdere geldbedragen (van ongeveer 140 euro en/of ongeveer 10 euro) en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 4] en/of
 in of uit de woning aan de [adres] een of meerdere geldbedragen (van ongeveer 50 euro en/of ongeveer 100 euro en/of ongeveer 20 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 5]
heeft weggenomen met het oogmerk om dit/deze goed(eren) zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2017 tot en met 7 juni 2018, te Ede en/of te Wageningen, in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 6] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , en/of [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten:
 van die [benadeelde 6] een geldbedrag (van ongeveer 20 euro), door te zeggen dat hij bij die [benadeelde 6] de TV moest nakijken en/of zich daarbij te legitimeren met een blauw papiertje en/of te doen alsof hij een kwitantie ging halen en/of –
 van die [benadeelde 2] een pinpas en/of pincode, door te zeggen dat hij een Ziggo-monteur is en/of te zeggen dat het repareren 10 euro kost en/of te zeggen dat als niet wordt betaald de verbinding wegvalt en/of voor te stellen aan die [benadeelde 2] om het bedrag te gaan pinnen en/of daarbij de pinpas en de pincode van die [benadeelde 2] nodig had en/of
 van die [benadeelde 3] eenmaal dan wel meerdere malen een pinpas en/of pincode, door de woonkamer binnen te lopen en/of tegen die [benadeelde 3] te zeggen: "Er is een bestelling gedaan via Marktplaats. Helaas is de betaling niet goed gegaan.", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of tegen die [benadeelde 3] te zeggen: "Ik kan dit voor u in orde maken. Hiervoor heb ik wel uw bankpas en pincode nodig.", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of door de woonkamer binnen te lopen en/of tegen die [benadeelde 3] te zeggen: "Er is een foutje gemaakt en er is te veel betaald. U krijgt nog wat geld terug. Mag ik uw pinpas en uw pincode nog een keer. Dan maak ik het in orde voor u.", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of –
 van die [benadeelde 1] een geldbedrag (van ongeveer 30 euro), door te zeggen dat hij die [benadeelde 1] nog 20 euro verschuldigd was en/of te zeggen dat hij die 20 euro van die [benadeelde 1] had geleend en/of tegen die [benadeelde 1] te zeggen: "Nee nee, ik moet dit terug betalen." en/of aan die [benadeelde 1] te vragen: "Ik heb alleen maar 50 euro. Heeft u hiervan terug?" en/of tegen die [benadeelde 1] te zeggen: "Ik zal even de 50 euro pakken";
5.
hij in of omstreeks de periode van 23 mei 2018 tot en met 8 juni 2018, in Ede, in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 7] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het tenietdoen van een inschuld, te weten van die [benadeelde 7] enig geldbedrag, immers heeft verdachte eenmaal, dan wel meerdere malen, tegen die [benadeelde 7] gezegd dat hij, verdachte, van de centrale was voor een controle en/of aan die [benadeelde 7] gevraagd of hij iets te koop had aangeboden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door de raadsman gevoerde, tot vrijspraak strekkende verweer wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. In aanvulling hierop zal het hof het verweer van de raadsman kort en zakelijk weergeven en bespreken.
Verweer strekkende tot bewijsuitsluiting o.g.v. artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv)
In verband met hetgeen ten laste is gelegd onder 4, voor zover begaan tegen [benadeelde 1] , en hetgeen ten laste is gelegd onder 5, heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het hof zal bepalen dat de met die incidenten verband houdende camerabeelden, alsmede het overige bewijsmateriaal dat op die beelden is gebaseerd, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het ten laste gelegde. Hiertoe is – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd:
 dat in het voorbereidend onderzoek sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim, namelijk dat op verzoek van opsporingsambtenaren camerabeelden zijn verstrekt, zonder dat hieraan een vordering van de officier van justitie ten grondslag lag, hetgeen in strijd is met artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering;
 dat deze camerabeelden dus op een onrechtmatige wijze deel zijn gaan uitmaken van het zaaksdossier;
 dat de verdachte hierdoor is geschonden in zijn privacy, welk belang wordt beschermd door onder meer artikel 8 van het EVRM.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe het volgende.
Vormverzuim
Allereerst zal het hof beoordelen of in het voorbereidend onderzoek sprake is geweest van een vormverzuim.
In verband met de onder 4 ten laste gelegde oplichting, gepleegd tegen [benadeelde 1] , blijkt uit pagina’s 220 en 221 van het politiedossier dat verbalisant [verbalisant 1] op 7 of 8 juni 2018 bij [betrokkene 7] heeft gevorderd beelden te verstrekken die zijn gemaakt met de camera die is bevestigd aan diens woning. [1]
In verband met de onder 5 ten laste gelegde poging tot oplichting, gepleegd tegen [benadeelde 7] , blijkt uit pagina’s 250 en 251 van het politiedossier dat verbalisant [verbalisant 2] op 13 juni 2018 bij appartementencomplexbeheerder [betrokkene 6] heeft gevorderd beelden te verstrekken die zijn gemaakt met een camera die zicht had op hoofdingang van dit complex.
Door de raadsman is gesteld dat tijdens het voorbereidend onderzoek sprake is geweest van een vormverzuim, aangezien aan deze vorderingen tot verstrekking van camerabeelden geen vordering van een officier van justitie ten grondslag lag. Naar het oordeel van het hof is deze stelling onjuist. Hoewel de stelling van de raadsman in zoverre juist is dat aan de vorderingen tot verstrekking van camerabeelden geen vordering van de officier van justitie ten grondslag lag, vloeit hieruit niet voort dat sprake is geweest van een vormverzuim. Hiertoe overweegt het hof dat op 1 mei 2018, dus voorafgaand aan de bestreden vorderingen, artikel 126nda Sv in werking is getreden. Dit artikel houdt, voor zover van belang, het volgende in:
1.
In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, kan de opsporingsambtenaar in het belang van het onderzoek van degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot beelden gemaakt met camera’s voor de beveiliging van goederen, gebouwen of personen, vorderen deze gegevens te verstrekken.
3.
De vordering kan mondeling worden gegeven. De vordering bevat een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de gegevens die worden gevorderd en de titel van de vordering. De opsporingsambtenaar stelt de vordering in het geval deze mondeling is gegeven achteraf op schrift en verstrekt deze binnen drie dagen nadat de vordering is gedaan aan degene tot wie de vordering is gericht.
4.
De opsporingsambtenaar maakt van de vordering en de verstrekking van gegevens proces-verbaal op, waarin wordt vermeld:
5.
de titel van de vordering;
6.
de verstrekte gegevens;
7.
het misdrijf en indien bekend de naam van de verdachte;
8.
de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld.
Uit het voorgaande blijkt dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bevoegd waren om, zonder vordering van de officier van justitie, vorderingen te doen tot het verstrekken van camerabeelden. Bovendien mochten deze vorderingen mondeling worden gedaan, zodat, op het moment waarop de vorderingen zijn gedaan en de camerabeelden zijn verstrekt, geen sprake was van een vormverzuim.
Wel stelt het hof vast dat de mondeling gegeven vorderingen nadien niet (binnen drie dagen nadat deze zijn gedaan) op schrift zijn gesteld, wat in strijd is met het derde lid van het (gedeeltelijk) weergegeven artikel. Dit brengt mee dat sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim, in de zin van artikel 359a Sv.
Geen bewijsuitsluiting
Het hof ziet echter geen aanleiding om aan het geconstateerde vormverzuim als gevolg te verbinden dat de desbetreffende camerabeelden (en het bewijsmateriaal dat daarop is gebaseerd) worden uitgesloten van het bewijs van het laste gelegde. Hiertoe overweegt het hof het volgende.
Het hof stelt voorop dat, in het geval van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, bewijsuitsluiting als rechtsgevolg uitsluitend aan de orde kan komen indien het desbetreffende bewijsmateriaal door het vormverzuim in kwestie is verkregen. Naar het oordeel is hiervan in het onderhavige geval geen sprake geweest. Immers heeft het hof reeds vastgesteld dat, op het moment waarop de bestreden vorderingen zijn gedaan en de desbetreffende camerabeelden zijn verstrekt, van een vormverzuim nog geen sprake was. Dat de mondeling gegeven vorderingen vervolgens niet op schrift zijn gesteld, brengt niet mee dat de camerabeelden door dit vormverzuim zijn verkregen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks13 april 2018, te Ede,
in ieder geval in Nederland,met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen, door
geweld en/ofbedreiging met geweld [benadeelde 5] heeft gedwongen tot de afgifte van
een geldbedrag (ongeveer 50 euro) en/ofeen pinpas en
/ofeen briefje met pincode
, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan die [benadeelde 5] toebehoorde
(n
), door tegen die [benadeelde 5] te zeggen: "Ik moet van jou de bankpas, als je dat niet doet zul je wel zien wat ik met jou ga doen"
, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 2 januari 2018 tot en met 12 februari 2018, te Ede,
in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
 een geldbedrag (te weten ongeveer 490 euro)
, in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] en
/of
 een
of meerderegeldbedrag
en(te weten
ongeveer 250 euro en/of ongeveer 206,70 euro en/of ongeveer500 euro)
, in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte,
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed
(eren)onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door
 met de door voornoemde [benadeelde 2] afgegeven pinpas (met bijbehorende pincode) een hoger bedrag op te nemen dan het bedrag waarvoor hij, verdachte, gemachtigd was
en/of toestemming had gekregen en
/of
 door met de door voornoemde [benadeelde 3] afgegeven pinpas (met bijbehorende pincode) een geldbedrag op te nemen in plaats van geld terug te storten;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 20 november 2017 tot en met 10 juni 2018, te Wageningen en
/of teEde,
in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
 in
of uitde woning aan de [adres] een geldbedrag (van
ongeveer30 euro),
in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [betrokkene 3] en
/of
 in
of uitde woning aan de [adres]
een of meerderegeldbedragen (van
ongeveer140 euro en
/of ongeveer10 euro) en
/ofeen portemonnee
, in elk geval enig goed,
dat/die
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde
(n
), te weten aan [benadeelde 4] en
/of
 in
of uitde woning aan de [adres]
een of meerderegeldbedragen (van
ongeveer50 euro en
/of ongeveer100 euro en
/of ongeveer20 euro),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan een ander toebehoorden, te weten aan [benadeelde 5]
heeft weggenomen met het oogmerk om
dit/deze goed
(eren
)zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij in
of omstreeksde periode van 20 november 2017 tot en met 7 juni 2018, te Ede
en/of te Wageningen, in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van
een valse naam en/ofeen valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels[benadeelde 6] , [benadeelde 2] ,
[benadeelde 3] , en
/of[benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
, het verlenen van een dienst,en/of het ter beschikking stellen van gegevens,
het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten:
 van die [benadeelde 6] een geldbedrag (van
ongeveer20 euro), door te zeggen dat hij bij die [benadeelde 6] de TV moest nakijken en
/ofzich daarbij te legitimeren met een blauw papiertje en
/ofte doen alsof hij een kwitantie ging halen en
/of
 van die [benadeelde 2] een pinpas en
/ofpincode, door te zeggen dat hij een Ziggo-monteur is en
/ofte zeggen dat het repareren 10 euro kost en
/ofte zeggen dat als niet wordt betaald de verbinding wegvalt en
/ofvoor te stellen aan die [benadeelde 2] om het bedrag te gaan pinnen en
/ofdaarbij de pinpas en de pincode van die [benadeelde 2] nodig had en
/of
 van die [benadeelde 3]
eenmaal dan welmeerdere malen een pinpas en
/ofpincode, door de woonkamer binnen te lopen en
/oftegen die [benadeelde 3] te zeggen: "Er is een bestelling gedaan via Marktplaats. Helaas is de betaling niet goed gegaan."
, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking,en
/oftegen die [benadeelde 3] te zeggen: "Ik kan dit voor u in orde maken. Hiervoor heb ik wel uw bankpas en pincode nodig."
, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking,en
/ofdoor de woonkamer binnen te lopen en
/oftegen die [benadeelde 3] te zeggen: "Er is een foutje gemaakt en er is te veel betaald. U krijgt nog wat geld terug. Mag ik uw pinpas en uw pincode nog een keer. Dan maak ik het in orde voor u."
, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekkingen
/of
 van die [benadeelde 1] een geldbedrag (van ongeveer 30 euro), door te zeggen dat hij die [benadeelde 1] nog 20 euro verschuldigd was en
/ofte zeggen dat hij die 20 euro van die [benadeelde 1] had geleend en
/oftegen die [benadeelde 1] te zeggen: "Nee nee, ik moet dit terug betalen." en
/ofaan die [benadeelde 1] te vragen: "Ik heb alleen maar 50 euro. Heeft u hiervan terug?" en
/oftegen die [benadeelde 1] te zeggen: "Ik zal even de 50 euro pakken";
5.
hij
in of omstreeks de periode van 23 mei 2018 tot en metop 8 juni 2018, in Ede,
in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een
valse naam en/ofvalse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels[benadeelde 7] te bewegen tot de afgifte van enig goed
, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het tenietdoen van een inschuld,te weten
van die [benadeelde 7] enigeen geldbedrag,
immers heeft de verdachte eenmaal, dan wel meerdere malen,tegen die [benadeelde 7] heeft gezegd dat hij, verdachte, van de centrale was voor een controle en
/ofaan die [benadeelde 7] heeft gevraagd of hij iets te koop had aangeboden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
afpersing.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
poging tot oplichting.
Voortgezette handeling
De volgende bewezen verklaarde feiten vormen samen één voortgezette handeling:
 het onder 1 bewezen verklaarde en het onder 3 bewezen verklaarde, dit laatste voor zover inhoudende dat de verdachte op 13 april 2018 € 50,- van [benadeelde 5] heeft gestolen;
 het onder 2 en 4 bewezen verklaarde, dit laatste voor zover gepleegd tegen [benadeelde 2] .

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest.
Oordeel hof
Bij de straftoemeting heeft het hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich in een periode van ongeveer zeven maanden schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten die, hoewel ze juridisch niet allemaal hetzelfde worden gekwalificeerd, met elkaar gemeen hebben dat de verdachte op een uiterst brutale en/of slinkse wijze oude mensen geld afhandig heeft gemaakt of hiertoe een poging heeft gedaan. Deze misdrijven pleegde hij bij de slachtoffers thuis. Zo doende heeft de verdachte niet alleen blijk gegeven van een ernstig gebrek aan respect voor andermans eigendomsrecht en huisvrede, maar ook heeft hij op een uiterst respectloze wijze misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van oude mensen. Bovendien kan het bedriegen van mensen door het aannemen van een valse hoedanigheid, zoals de verdachte heeft gedaan, er in het algemeen toe leiden dat mensen op een minder prettige wijze deelnemen aan het maatschappelijk verkeer, doordat men het gevoel heeft voortdurend alert te moeten zijn. Ook kan verdachtes handelen ertoe leiden dat (oudere) mensen zich minder veilig voelen in hun eigen woning. Het hof neemt het de verdachte zeer kwalijk dat deze voorzienbare gevolgen voor hem kennelijk minder gewicht in de schaal legden dan het geldelijk gewin dat hij met het bewezen verklaarde beoogde.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 maart 2019 blijkt dat de verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde al herhaaldelijk onherroepelijk was veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten en dat hem daarbij meer dan eens een langdurige gevangenisstraf is opgelegd. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij ondanks deze veroordelingen opnieuw in de fout is gegaan.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en het justitieel verleden van de verdachte, is het hof van oordeel dat niet behoort te worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een straf die onvoorwaardelijk en langdurig vrijheidsbeneming tot gevolg heeft. Anders dan de advocaat-generaal is het hof echter van oordeel dat met een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden in voldoende mate recht wordt gedaan aan de genoemde omstandigheden.
Concluderend zal het hof de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslag

Het hof zal gelasten dat de in beslag genomen voorwerpen en nog niet teruggeven voorwerpen, te weten een spijkerbroek en een jas, worden teruggegeven aan de verdachte.
Vordering van benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 800,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Daarbij strekt € 500,- tot vergoeding van
materiëleschade en € 300,- tot vergoeding van
immateriëleschade.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de vordering volledig toegewezen.
Het hof zal de vordering gedeeltelijk toewijzen, en wel voor zover deze strekt tot vergoeding van
materiëleschade. Immers acht het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 en 4 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot het bedrag van € 500,-. Het hof zal bepalen dat het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 januari 2018 tot aan de dag der voldoening.
Ten aanzien van het meer gevorderde, strekkende tot vergoeding van
immateriëleschade, zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Hiertoe overweegt het hof dat een goede beoordeling van dit onderdeel van de vordering nader onderzoek vergt, wat een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte verwijzen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, welke het hof tot aan de datum van deze uitspraak zal begroten op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Daarbij zal het hof bepalen dat de verplichting tot schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal, zal worden vervangen door tien dagen hechtenis, waarbij zij opgemerkt dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding niet opheft.

Vordering van benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.256,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Daarbij strekt € 1.956,70 tot vergoeding van
materiëleschade en € 300,- tot vergoeding van
immateriëleschade.
De rechtbank heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen, en wel tot het bedrag van
€ 1.256,70. Uit het vonnis blijkt niet of dit louter strekt tot vergoeding van materiële schade of tevens tot vergoeding van immateriële schade.
Het hof is niet gebleken dat de benadeelde partij het niet-toegewezen deel van de vordering heeft gehandhaafd in hoger beroep. Dit brengt mee dat de vordering slechts aan het oordeel van het hof is onderworpen voor zover deze is toegewezen door de rechtbank.
Het hof zal de vordering gedeeltelijk toewijzen, en wel tot het bedrag van € 956,70. Immers acht het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde rechtstreeks
materiëleschade heeft geleden tot het genoemde bedrag. Het hof zal bepalen dat het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf:
 5 5 februari 2018, voor zover de schade op die datum is ontstaan (€ 456,70);
 5 12 februari 2018, voor zover de schade op die datum is ontstaan (€ 500,-);
tot aan de dag der voldoening.
Ten aanzien van het meer gevorderde zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Hiertoe overweegt het hof dat een goede beoordeling van dit onderdeel van de vordering nader onderzoek vergt, wat een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte verwijzen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, welke het hof tot aan de datum van deze uitspraak zal begroten op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Daarbij zal het hof bepalen dat de verplichting tot schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal, zal worden vervangen door negentien dagen hechtenis, waarbij zij opgemerkt dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding niet opheft.

Vordering van benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 30,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. De vordering strekt tot vergoeding van
materiëleschade.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de vordering volledig toegewezen.
Het hof zal de vordering volledig toewijzen. Immers acht het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde rechtstreeks
materiëleschade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 30,-. Het hof zal bepalen dat dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2018 tot aan de dag der voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte verwijzen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, welke het hof tot aan de datum van deze uitspraak zal begroten op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Daarbij zal het hof bepalen dat de verplichting tot schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal, zal worden vervangen door één dag hechtenis, waarbij zij opgemerkt dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding niet opheft.

Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 29 maart 2017, gewezen in de strafzaak met parketnummer 05-840311-17, heeft de politierechter in de rechtbank Gelderland de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren.
Bij vordering van 4 september 2018 heeft de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland gevorderd dat de tenuitvoerlegging van deze straf zal worden gelast.
Het hof zal de vordering toewijzen, aangezien de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt en het hof geen reden ziet de vordering af te wijzen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 56, 57, 63, 310, 311, 317 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen tot vrijspraak van de:
 de onder 3 ten laste gelegde diefstal, gepleegd tegen [betrokkene 1] ;
 de onder 3 ten laste gelegde diefstal, gepleegd tegen [betrokkene 2] ;
 de onder 4 ten laste gelegde oplichting, gepleegd tegen [betrokkene 3] ;
 de onder 4 ten laste gelegde oplichting, gepleegd tegen [betrokkene 1] ;
 de onder 4 ten laste gelegde oplichting, gepleegd tegen [betrokkene 4] ;
 de onder 5 ten laste gelegde poging tot oplichting, gepleegd tegen [betrokkene 5] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
 een spijkerbroek (goednummer: 1750661) en
 een jas (goednummer: 1750664).

Vordering van benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro)ter vergoeding van
materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 en 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 500,00 (vijfhonderd euro)ter vergoeding van
materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente op 2 januari 2018.

Vordering van benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 2 en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 956,70 (negenhonderdzesenvijftig euro en zeventig cent)ter vergoeding van
materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 2 en 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 956,70 (negenhonderdzesenvijftig euro en zeventig cent)ter vergoeding van
materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
19 (negentien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente op:
 5 5 februari 2018 over een bedrag van € 456,70;
 5 12 februari 2018 over een bedrag van € 500,00.

Vordering van benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 30,00 (dertig euro)ter vergoeding van
materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 30,00 (dertig euro)ter vergoeding van
materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 7 juni 2018.

Vordering tot tenuitvoerlegging

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf die voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 29 maart 2017 in de strafzaak met parketnummer 05-840311-17, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter,
mr. F.A.M. Bakker en mr. M.B.T.G. Steeghs, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld, griffier,
en op 19 april 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Steeghs is wegens afwezigheid buiten staat dit arrest mee te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 19 april 2019.
Tegenwoordig:
mr. J.P. Bordes, voorzitter,
mr. J. Zeilstra, advocaat-generaal,
mr. N.E. Versloot, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Met ‘het politiedossier’ wordt bedoeld: het dossier van politie-eenheid Oost-Nederland met registratienummer PL0600-2018310290, bestaande uit 281 (doorgenummerde) pagina’s.