ECLI:NL:GHARL:2019:3297

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
21-002537-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebroken chain of custody van XTC-pillen op Lowlands festival

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was beschuldigd van het aanwezig hebben van vijf pillen XTC op het Lowlands festival op 19 augustus 2016. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, subsidiair tien dagen vervangende hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting op 28 maart 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte. De raadsman van de verdachte voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, omdat deze in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel en het willekeurverbod. Het hof heeft dit verweer verworpen, omdat er een duidelijk en voor iedereen kenbaar beleid was op het festival met betrekking tot drugs.

Het hof heeft vervolgens de vrijspraak van de verdachte uitgesproken, omdat niet wettig kon worden bewezen dat de in beslag genomen pillen dezelfde waren als die door het NFI waren onderzocht. Er was sprake van een gebroken 'chain of custody', waardoor de bewijsvoering niet voldeed aan de wettelijke eisen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002537-17
Uitspraak d.d.: 11 april 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 9 mei 2017 met parketnummer 16-171821-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de politierechter, bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot een geldboete van € 500,-, subsidiair tien dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. K. Canatan, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van het aanwezig hebben van een vijftal XTC-pillen veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, subsidiair tien dagen vervangende hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 augustus 2016 te [plaats] , gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of MDEA en/of 2CB en/of MDA, zijnde MDMA en/of MDEA en/of 2CB en/of MDA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman van verdachte heeft primair betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, omdat deze in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel en het willekeursverbod. Daartoe is - kort gezegd - aangevoerd dat het parket Midden-Nederland, waar het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden, een ander en strenger vervolgingsbeleid hanteert dan het parket Amsterdam, de woonplaats van verdachte. Uit de bij de pleitnota in eerste aanleg gevoegde Werkinstructie Strafmaten OM Amsterdam (WIS) blijkt dat het aanwezig hebben van XTC tot en met een hoeveelheid van vijf pillen aldaar leidt tot een beleidssepot. Nu uit artikel 2 van het wetboek van strafvordering volgt dat het openbaar ministerie te Amsterdam (eveneens) bevoegd was tot vervolging van verdachte is in deze zaak sprake van een niet aanvaardbare ongelijkheid en willekeur.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging van verdachte enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kon zijn. Het openbaar ministerie dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging.
Het hof overweegt hierover het navolgende.
Volgens artikel 2, jo. 10, van de Opiumwet, is het aanwezig hebben van elke hoeveelheid harddrugs, waaronder XTC, strafbaar. Uit publicaties blijkt dat het gedoogbeleid doorgaans meebrengt dat het aanwezig hebben van een beperkte hoeveelheid, te weten één XTC-pil voor eigen gebruik, niet wordt vervolgd. Uit deze openbare bronnen blijkt voorts dat het parket te Amsterdam onder omstandigheden (tijdens festivals en evenementen) een ruimer gedoogbeleid hanteert, in die zin dat niet vervolgd wordt indien het gaat om het aanwezig hebben van een hoeveelheid van vijf pillen of minder, maar ook dat dat beleid landelijk gezien een uitzondering op de (gedoog)regel is en bovendien aan kritiek onderhevig.
Vaststaat dat verdachte, zoals ook door hemzelf is erkend, op enig moment tijdens Lowlands in 2016 vijf pillen XTC in zijn sok heeft verborgen, welke handeling niet onopgemerkt is gebleven. Verdachte werd gefouilleerd en aangehouden, waarvan een proces-verbaal van bevindingen is opgemaakt.
Ten behoeve van een ordentelijk en vooral ook veilig verloop van een dergelijk grootschalig meerdaags festival zijn afspraken gemaakt tussen het openbaar ministerie en de organisatie over - onder meer - het te voeren drugsbeleid en de handhaving daarvan. De vertaling daarvan, bestemd voor iedere bezoeker, is in huisregels opgenomen. Deze maken deel uit van het dossier. Daarin is opgenomen dat het aanwezig hebben van softdrugs tot een hoeveelheid van vijf gram wordt gedoogd. Ten aanzien van harddrugs geldt een
zero tolererancebeleid: "Als je drugs op zak hebt, word je overgedragen aan de politie. Deze zal een proces-verbaal opmaken wat kan resulteren in een boete of een taak- of gevangenisstraf".
Een en ander is voor eenieder kenbaar gemaakt, niet alleen door middel van bedoelde op schrift gestelde huisregels, maar ook via internet en informatieborden op het festivalterrein.
Nu er ten behoeve van de veiligheid op het festival een duidelijk en voor eenieder kenbaar beleid is gevoerd, is er geen sprake van willekeur op grond van de omstandigheid dat in Amsterdam een andere aanpak plaatsvindt. Het op dit punt gevoerde verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.

Vrijspraak

De raadsman heeft subsidiair aangevoerd, dat - indien het hof het hiervoor besproken niet-ontvankelijkheidsverweer zou passeren - verdachte vrijgesproken moet worden van het hem ten laste gelegde, nu het afhandelingsprotocol tal van gebreken vertoont en - met name - niet blijkt dat de door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzochte XTC-pillen dezelfde zijn als die onder verdachte in beslag zijn genomen. Volgens de raadsman is er sprake van een verbroken 'chain of custody'.
Het hof overweegt hierover het navolgende.
Ter plaatse, nog tijdens Lowlands, is een indicatieve test uitgevoerd, op grond waarvan is vastgesteld dat het om XTC ging. Verdachte noch iemand anders heeft verklaard dat bij gebruik van deze pillen is gebleken dat het XTC betrof. Ook blijkt niet van enige andere omstandigheid waaruit kan worden afgeleid dat de pillen XTC bevatten.
Vervolgens zijn de pillen - ondanks de nodige waarborgen volgens een niet geheel sluitend protocol - verzonden naar de afdeling Forensische Opsporing van de politie eenheid Midden-Nederland te Huizen. Van daaruit zijn de pillen gereedgemaakt voor verzending naar het NFI, echter zonder de zending te voorzien van de vereiste SIN-sticker. De daartoe bestemde ruimte ('plak hier sticker') op het aanvraagformulier extern forensisch onderzoek is leeg gebleven. Het op verzoek van de verdediging opgemaakte aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 22 juni 2017 verschaft naar het oordeel van het hof onvoldoende helderheid over de gevolgde gang van zaken.
Uit het vorenstaande volgt dat niet wettig kan worden bewezen dat de onder verdachte in beslag genomen pillen dezelfde zijn als die door het NFI in haar rapportage van 13 februari 2017 zijn onderzocht en als XTC zijn geïdentificeerd. Daarbij is tevens van belang dat het een festival betrof waar op bredere schaal pillen in beslag zijn genomen. Gelet deze omstandigheden spreekt het hof verdachte vrij van het ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking met CJIB-nummer [nummer] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus vastgesteld en gewezen op 28 maart 2019 door
mr. K. Lahuis, voorzitter,
mr. A. van Holten en mr. H.L. Stuiver, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,
en op 11 april 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.L. Stuiver is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.