ECLI:NL:GHARL:2019:3242

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2019
Publicatiedatum
11 april 2019
Zaaknummer
200.251.869
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van een kind en de rol van ouders in de jeugdzorg

In deze zaak gaat het om de verlenging van de uithuisplaatsing van een kind, [naam kind], die in een pleeggezin woont. De ouders, verzoekers in hoger beroep, zijn het niet eens met de beslissing van de kinderrechter van 24 september 2018, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] zijn verlengd. De ouders hebben samen het gezag over [naam kind] en zijn vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. D.I.A. Schröder. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, is verweerster in deze zaak.

Tijdens de zitting op 7 maart 2019 waren de ouders niet aanwezig, maar werden zij vertegenwoordigd door hun advocaat. De GI was vertegenwoordigd door de jeugdzorgwerker [naam vertegenwoordiger GI]. De ouders hebben aangegeven dat zij de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar niet accepteren en willen dat zij de kans krijgen om met [naam kind] in een 24-uursvoorziening te verblijven.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders een grote ontwikkeling hebben doorgemaakt in hun acceptatie van de situatie en dat zij goed samenwerken met de GI. De ouders zijn zichtbaar in het leven van [naam kind] en hebben regelmatig contact. Het hof concludeert dat de kinderrechter een goede beslissing heeft genomen, aangezien [naam kind] zich goed ontwikkelt in het pleeggezin en veilig gehecht is aan de pleegouders. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de kinderrechter van 24 september 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.251.869
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 465410)
beschikking van 11 april 2019
inzake
[verzoeker]
en
[verzoekster],
beiden wonende te Utrecht,
verzoekers in hoger beroep,
verder te noemen: de ouders,
advocaat: mr. D.I.A. Schröder te Utrecht,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de pleegouders van [naam kind],
wonende op een bij het hof onbekend adres,
verder te noemen: de pleegouders.

1.Het proces bij de rechtbank

In de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (verder te noemen: de kinderrechter), van 24 september 2018 staat hoe het proces bij de rechtbank is gegaan.

2.Het proces bij het hof

2.1
In het dossier van het hof zit het beroepschrift met producties 1 en 2, ontvangen per fax op 24 december 2018 en per post op 25 januari 2019.
2.2
De zitting was op 7 maart 2019. De vader en de moeder waren niet aanwezig. Zij werden vertegenwoordigd door hun advocaat. De raad voor de kinderbescherming had voor de zitting al aan het hof doorgegeven niet naar de zitting te komen. Namens de GI was de jeugdzorgwerker [naam vertegenwoordiger GI] aanwezig.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [naam kind] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . De ouders hebben samen het gezag over [naam kind] . [naam kind] woont in een pleeggezin.
3.2
In de beschikking van 12 januari 2018 heeft de kinderrechter [naam kind] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 12 april 2018. Bij die beschikking heeft de kinderrechter ook met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] verleend voor de duur van vier weken.
3.3
In de beschikking van 24 januari 2018 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 12 april 2018.
3.4
In de beschikking van 10 april 2018 heeft de kinderrechter [naam kind] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 12 april 2018 tot 12 oktober 2018. Bij die beschikking heeft de kinderrechter ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 12 april 2018 tot 12 oktober 2018.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de beschikking van 24 september 2018 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 12 oktober 2019. Ook heeft de kinderrechter in die beschikking de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot uiterlijk 12 oktober 2019. Verder heeft de kinderrechter bepaald dat deze beslissingen direct mogen worden uitgevoerd.
4.2
De ouders zijn het niet eens met de beslissing van de kinderrechter tot het verlengen van de uithuisplaatsing van [naam kind] . De ouders verzoeken het hof de beschikking van 24 september 2018 ten aanzien van deze beslissing ongedaan te maken en het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] alsnog af te wijzen.
4.3
De GI is het niet eens met het verzoek van de ouders. Zij heeft tijdens de zitting op 7 maart 2019 mondeling verweer gevoerd.

5.De redenen voor de beslissing van het hof

5.1
De advocaat van de ouders en de GI hebben het hof het volgende verteld over wat er afgelopen maanden is gebeurd. De samenwerking tussen de ouders en de huidige jeugdzorgwerker [naam vertegenwoordiger GI] verloopt heel goed. De ouders voelen zich begrepen door [naam vertegenwoordiger GI] en zij hebben het gevoel dat [naam vertegenwoordiger GI] de belangen van [naam kind] voorop stelt. De ouders en [naam vertegenwoordiger GI] hebben afspraken gemaakt over de omgang van de ouders met [naam kind] . De ouders hebben onder begeleiding één keer per maand omgang met [naam kind] . De omgang is afwisselend: de ene maand één uur bij De Rading of de GI en de andere maand één uur bij de ouders thuis. Ook zijn afspraken gemaakt over de aanwezigheid van de ouders bij de bezoeken van [naam kind] aan het consultatiebureau en over de aanwezigheid van [naam kind] met de pleegouders op de verjaardag van de moeder. De diepste wens van de ouders is dat zij zelf voor [naam kind] kunnen zorgen, maar zij begrijpen inmiddels dat zij voor [naam kind] een andere ouderrol zullen vervullen.
5.2
Het hof stelt vast dat de ouders een grote ontwikkeling hebben doorgemaakt in het aanvaarden dat zij niet zelf voor [naam kind] kunnen zorgen. De ouders stellen het belang van [naam kind] voorop en zij werken goed samen met de GI aan een rol van ‘ouders-op-afstand’. De ouders zijn zichtbaar in het leven van [naam kind] en zij genieten erg van de bezoekmomenten met [naam kind] . Het hof begrijpt dat het moeilijk is voor de ouders dat [naam kind] in een pleeggezin woont en heeft bewondering voor de stappen die de ouders, samen met hun jeugdhulpverlener en advocaat, in de afgelopen maanden hebben gezet.
5.3
De ouders willen nog wel een beslissing van het hof over het verzoek dat zij in deze procedure hebben gedaan. In het beroepschrift hebben de ouders gesteld, dat zij het niet eens zijn met een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] voor de periode van één jaar. Zij vinden dat zij van de GI de kans moeten krijgen om met [naam kind] plaats te nemen in een 24-uursvoorziening.
Het hof vindt dat de kinderrechter een goede beslissing heeft genomen. Het gaat goed met [naam kind] in het pleeggezin. [naam kind] ontwikkelt zich goed en zij is veilig gehecht aan de pleegouders. Een gezinsopname kan de goede ontwikkeling en hechting van [naam kind] verstoren. Dit is niet in het belang van [naam kind] .

6.De slotsom

Het hof zal de beschikking van de kinderrechter van 24 september 2018 daarom bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 24 september 2018, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.S. van Gaalen, A. Smeeïng-van Hees en J.B. de Groot, bijgestaan door de griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door
mr. A. Smeeïng-van Hees en is op 11 april 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.