In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 april 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die eerder door de rechtbank Midden-Nederland was vrijgesproken van twee ten laste gelegde feiten, maar was veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 juni 2013 ongeveer 9,71 gram MDMA (XTC) en 0,55 gram cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij voor de andere feiten was vrijgesproken. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor de vrijspraken.
Het hof heeft verder geoordeeld dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, omdat de inzet van het Aanhouding- en Ondersteuningsteam (AOT) niet correct was uitgevoerd. Dit vormverzuim heeft geleid tot de beslissing om geen straf of maatregel op te leggen aan de verdachte. Het hof heeft de ernst van het verzuim en het belang van de geschonden voorschriften in overweging genomen, evenals de impact op de verdachte, die op het moment van de aanhouding nog maar achttien jaar oud was. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij de inzet van geweldsmiddelen door de politie en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van verdachten.
Uiteindelijk heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de overige ten laste gelegde feiten en geen straf opgelegd, waarbij het belang van de rechtsbescherming en de redelijke termijn in het proces ook zijn meegenomen in de overwegingen.